Lesdoel/tijd |
Uitwerking |
Organisatie |
Doel– Tellen van kinderen. – Redeneren en uitleg geven. – Sorteren en vergelijken. Tijd25 minuten |
Kring 5In de kring hebben we een gesprekje over: – Hoeveel kinderen zitten er in de groep? – Is iedereen er vandaag? Spel 5Iedereen kijkt goed in de kring. Dan doet iedereen zijn ogen dicht. Één kind krijgt een tikje en verlaat de klas. Dan vertellen de kinderen hoe het kind eruit ziet die de klas heeft verlaten. Kleur haar, kleur ogen, kleding, etc. Daarna kijken of de beschrijving klopt. Kring (kern) 10 Het oplossen van een probleem of er meer jongens of meisjes in de klas zijn. – Zijn er in de klas meer jongens dan meisjes? – Kunnen jullie dat uitzoeken? – Wie heeft er een idee? Afsluiting 5Met de kinderen een spelletje doen, sta op als je een…… |
De kinderen zitten in de kring. Zorg dat er materiaal is om het probleem op te lossen, zoals blokjes, papier, etc. |
Eigen leerdoelen |
Observatie |
Beoordeling |
Lesdoel/tijd |
Uitwerking |
Organisatie |
Doel– Het herkennen van overeenkomsten – Het verwoorden van je keuze – De begrippen kennen en gebruiken (bijv. rond, vierkant, lang, etc.) – De kenmerken kennen en gebruiken (bijv. kleur, vorm, inhoud, gebruik) |
KringDe kinderen gaan de voorwerpen in die in de kring liggen verzamelen, ieder kind pakt spulletjes die bij elkaar horen. En vertellen waarom ze dat vinden. Hierna zijn andere kinderen aan de beurt en gaan dezelfde voorwerpen opnieuw verdelen. Zijn er veranderingen en hoe kan dat? VerwerkingDe opdracht wordt herhaald, maar nu vertellen de kinderen niet waarom ze iets hebben verzameld. De andere kinderen moeten raden, waarom het zo is verzameld. |
De kinderen zitten in de kring, een aantal kinderen mogen uit de voorwerpen opzoeken wat ze bij elkaar vinden horen. Materiaal– knopen, potloden, blokken, speelgoed, papier, etc. |
Eigen leerdoelen |
Observatie |
Beoordeling |
Lesdoel/tijd |
Uitwerking |
Organisatie |
Doel– Van te voren nadenken over wat je gaat zoeken. – Het zelf zoeken van voorwerpen die bij elkaar horen – Het verwoorden van je keuze – De begrippen kennen en gebruiken (bijv. rond, vierkant, lang, etc.) – De kenmerken kennen en gebruiken (bijv. kleur, vorm, inhoud, gebruik Tijd20 minuten |
Inleiding 5Er wordt nog even gesproken over de vorige les. Kern 10De kinderen gaan zelf op zoek naar materialen in de klas die bij elkaar horen. We spreken af dat het niet allemaal dezelfde voorwerpen mogen zijn, Maar de kinderen gaan van te voren nadenken of ze dingen gaan verzamelen naar kleur, omvang, vorm, tast, materiaalsoort of gebruik. Afsluiting 5De voorwerpen worden bekeken in de kring. En er wordt gekeken wie er de meeste/minste of evenveel heeft. Hierna legt iedereen zijn gevonden spullen weer terug op de plek waar ze lagen. |
De inleiding en de afsluiting is in de kring. De kern is verspreid door de klas. Zorg dat je duidelijke afspraken maakt met de kinderen wanneer ze weer terug moeten in de kring en hoe ze spulletjes moeten zoeken (niet schreeuwen, niet rennen, etc.) |
Eigen leerdoelen |
Observatie |
Beoordeling |
Lesdoel/tijd |
Uitwerking |
Organisatie |
Doel– De kinderen verzamelen voorwerpen die bij elkaar passen en plakken deze op. – Het verwoorden van hun keuze. – Spreken voor de groep. Tijd25 minuten |
Inleiding 5Samen met alle kinderen wordt er gekeken over welke materialen we beschikken. En de opdracht wordt uitgelegd. Kern 15 In groepjes gaan de kinderen de materialen sorteren en ze opplakken op een vel papier. Afsluiting 5De kinderen die voor de groep durven spreken, mogen vertellen in de kring waarom ze die voorwerpen hebben uitgekozen. |
De kinderen zitten in de inleiding en de afsluiting in de kring. Onder de kern zijn ze zelfstandig aan het werk, zodat de leerkracht het knutselgroepje kan assisteren/ observeren. Materiaal– kosteloos materiaal zoals, stukjes stof, kurken, kralen, papier, wol, doppen, plastic, hout, etc. |
Eigen leerdoelen |
Observatie |
Beoordeling |
Lesdoel/tijd |
Uitwerking |
Organisatie |
Doel– de kinderen herkennen de kleuren – de kinderen benoemen de kleuren – de kinderen zoeken voorwerpen met dezelfde kleur – de kinderen kunnen zelf een vrucht de goede kleur geven Van de kinderen uit groep 1 wordt minder inbreng verwacht als van de kinderen uit groep 2. Zij zullen degene zijn die ook voorwerpen kunnen noemen met dezelfde kleur die niet aanwezig zijn in de klas. Tijd25 minuten |
Kern 15De leerkracht heeft een tomaat en een komkommer. De tomaat en komkommer twisten over wie er de mooiste kleur heeft. Ze zoeken aanhangers, de kinderen die iets roods aanhebben mogen bij de tomaat gaan staan en andersom. Er worden voorwerpen gezocht en verzonnen (auto’s, bomen, planten) die rood en groen zijn. Dan zegt de leerkracht dat komkommer ( en sla) en tomaat samen lekker smaken en ze de kleuren even mooi vindt. Nu mengen de banaan en de sinaasappel zich in het verhaal, zij vinden de kleuren van elkaar mooi en vinden dat ze op de zon lijken. Ook bij deze vruchten worden voorwerpen met dezelfde kleur gezocht. Afsluiting 10De kinderen maken de vruchten op een werkblad de juiste kleur. |
De kinderen zitten in de kring. Laat per 2 kinderen de voorwerpen zoeken. Materiaal– banaan – tomaat – sinaasappel – komkommer <p class=”MsoNormal” sty |