Themaopzet, thema water.
Waarom hebben we voor dit thema gekozen?
We hebben voor het thema water gekozen, omdat de kinderen er heel vaak mee in aanraking komen zonder dat ze daar eigenlijk besef van hebben. Ze weten niet goed waar het water vandaan komt en hoe het schoon gemaakt wordt en alle andere dingen die je allemaal nog met water kunt doen. We willen ze daarom juist de mogelijkheden van water laten zien en ze er mee laten spelen.
We hebben voor de volgende wereldoriënterende vakken gekozen: biologie en aardrijkskunde. Ze staan allebei in verbinding met water. Biologie, vanwege de dieren en planten die er in het water leven en aardrijkskunde vanwege de ligging van het water (rivieren, zeeën).
Water maakt vele brede en specifieke ervaringen mogelijk:
- Het is een elementaire en natuurlijke materiaal; al spelend ervaart het kind de verbondenheid met aarde en elementen.
- Het versterkt de gevoeligheid van de handen; sensopatisch spel.
- Ze leren de betekenis van: drijven, zinken in combinatie met materialen zoals steen, hout, ijzer en plastic.
- Door te vullen en gieten leren kinderen inhouden en maten te schatten.
Woordweb:
Zie volgende bladzijde.
De kernactiviteiten:
Spelactiviteiten:
Gymles: toestellenbaan, krokodillenspel.
Muziek: een les met de paraplu (hard, zacht regenen)
De watertafel: Bij de watertafel vind je: emmers, waterrad, bootjes, spullen die wel en die niet drijven zoals steentjes en kurken. Wanneer er veel spullen te vinden zijn bij een tafel zal een kind meer ontdekken. Bij de watertafel ontdekt het kind dat sommige dingen drijven en andere zinken. Bij de zandtafel kan een kind bouwen en daarmee de motoriek en het inzicht trainen.
Gespreksactiviteiten:
Kringgesprek: over wat er in het water leeft. (planten en vissen)
Kringgesprek: over wat je allemaal met water doet in huis.
Woordweb: begin van het thema, woorden rond het woord water.
Voorlezen: prentenboeken voorlezen en vervolgens er met de leerlingen over praten.
Liedje aanleren: * visje, visje in het water
* tikke, takke regen.
Versje aanleren: over de regendrop.
Je kunt spullen mee laten nemen, of zelf meenemen en daar met de kinderen over gaan praten.
Constructieve en beeldende activiteiten:
Kijkdoos: over wat er onder water leeft.
Vouwwerkjes: vis, eend. Hierbij trainen ze de fijne motoriek.
Knutselwerkje: mooiste vis van de zee maken (schubben scheuren)
Onderzee wereld maken met wasco en ecoline.
Vis inkleuren met kleurpotloden en dan uitknippen en bestrijken met slaolie.
Video.
De kinderen kleuren kleurplaten die met het thema te maken hebben in. Ze oefenen de fijne motoriek hiermee.
De kinderen richten een echt aquarium in, in de klas. Hierbij beslissen ze, onder begeleiding van een leerkracht, wat de optimale omgeving is voor de toekomstige aquarium bewoners.
Lees en schrijfactiviteiten:
Stempelkaarten: woorden stempelen bij de plaatjes.
Voorlezen: boeken met het thema voorlezen.
De klas een naam geven.
Leeshoek: hoek met boeken zodat de leerlingen zelf boeken kunnen bekijken. Niet alleen prentenboeken maar ook informatieve boeken.
Wanneer je een ‘water ontdektafel’ hebt gemaakt, kun je de kinderen bij alle voorwerpen bordjes laten maken.
Reken en wiskunde activiteiten:
Meer of minder water: met bekers laten zien waar meer of minder water inzit.
Telrij met plaatjes en getallen: sorteren en op volgorde leggen.
Onderzoeksactiviteiten en excursies:
Drijven en zinken.
Het zuiveren van water.
Watertafel.
De washoek in het huis.
Excursie: naar de waterzuivering.
Bij de dichtstbijzijnde sloot kunnen de kinderen onder begeleiding het water onderzoeken. Het water kan worden onderzocht op: waterdiertjes, geur en helderheid.
De kinderen vergelijken verschillende soorten water op kleur en geur. Je kunt hiervoor de volgende soorten water gebruiken: regen, zee, sloot en kraanwater.
Op de ontdektafel vinden de kinderen allerlei spullen die met het thema te maken hebben.
Extra informatie bij bepaalde kernactiviteiten:
Kernactiviteit: Water in huis – wassen
Richt een badderhoek in. Met een badjas, slippers, handdoeken, washandjes, een spiegel, allerlei toiletspullen, slang met douchekop, douchegordijn, douchemat, een grote doos kan als bad dienen, denk ook aan waterspeeltjes. De kinderen kunnen spelen in de badderhoek dat ze een bad of een douche nemen. Waarom ga je in bad of onder de douche? Wat heb je daar bij nodig? Wat doe je eerst? En daarna? Wat ga je met je natte haren doen?
Een afwashoek bij de huishoek inrichten. Met een afwasteiltje, afdruiprekje, serviesgoed, afwasborstel, pannenspons, theedoek, lege fles afwasmiddel. Hier kunnen de kinderen de afwas doen.
De wasmachine. Maak zelf, van een grote kartonnen doos een wasmachine en eventueel ook een droger. Zorg voor een wasmand, wasgoed zoals handdoeken, kleding e.d., lege wasmiddeldozen en -flessen, een waslijn of droogrekje, wasknijpers, een strijkplankje en strijkbout. De kinderen kunnen spelen dat ze de was doen. Ze sorteren de was (licht – donker). Ze stoppen de was het met wat wasmiddel in de wasmachine. Welk wasprogramma moet er gekozen worden? De schone was wordt opgehangen of in de droger gestopt. Daarna wordt het gestreken en gevouwen.
Kernactiviteit: Drijven en zinken.
|
Didactische werkvormen Inhoud |
Tijd |
Inleiding |
Ik heb hier een aantal voorwerpen meegenomen. We gaan zo kijken welk van deze voorwerpen er blijven drijven en welk van deze voorwerpen er zinken naar de bodem van de bak. De voorwerpen zijn: een steen, een kurk, een houtje, een bierdopje, een flesje, een spons en een visje. Welke zullen er zinken denken jullie? En welke zullen er blijven drijven? |
5 min. |
Kern |
We beginnen met het laten vallen van de voorwerpen. Waarom zullen ze zinken of blijven drijven? De steen zinkt, omdat hij zwaar en massief is. Een kurk drijft, omdat er lucht tussen zit en omdat het geen zware stof is. Een houtje drijft, omdat het massief is en hout bijna geen water opneemt en het is niet zo zwaar. Een bierdopje drijft en zinkt, het drijft wanneer er geen water in komt en het met de kartels naar boven ligt. Een flesje drijft, omdat er lucht in zit en het is van plastic. Een spons drijft en zinkt, het drijft wanneer het nog bijna geen water heeft opgenomen dat komt door de lucht die erin zit en het zinkt dus wanneer het veel water heeft opgenomen. Een visje drijft en zinkt niet maar het “zweeft” in het water. Een visje die zwemt. Dat komt door de schubben die een vis heeft en de vinnen en staart zorgen ervoor dat de vis zich voort kan bewegen in het water. |
15 min |
Afsluiting |
Jullie hebben nu een aantal dingen gezien die blijven drijven of die zinken. Misschien zie je in het klaslokaal nog een aantal dingen waarvan je zeker weet dat ze drijven of zinken. Misschien kunnen we het uitproberen in de waterbak. Maar we hebben als laatste gezien dat het visje niet blijft drijven en ook niet zinkt. Ik wil jullie daar nu een liedje over aan gaan leren. |
5 min. |
|
Leeractiviteiten (Wat doen de leerlingen?) |
Organisatie / materialen. |
Inleiding |
De leerlingen luisteren naar de bedoeling van de les en ze bedenken welke voorwerpen er zullen zinken of drijven. |
Zorgen dat iedereen in de kring zit en dat alle voorwerpen in de klas aanwezig zijn. Zorgen dat de waterbak in het midden van de kring staat. |
Kern |
De leerlingen denken mee over welk voorwerp er zinkt of drijft. Ze bedenken ook waarom het zinkt of drijft. Ze luisteren naar de uitleg waarom iets zinkt of drijft. |
Zorgen dat iedereen meedoet en niet met andere dingen bezig is. |
Afsluiting |
De leerlingen kijken rond welk voorwerp er zeker blijft drijven of welk voorwerp er zeker zinkt. We gaan het proberen als het mogelijk is. |
Zorgen dat de leerlingen blijven zitten en dat iedereen er over nadenkt welk voorwerp er blijft drijven of welk voorwerp er zinkt. Verschillende dingen uitproberen als dat mogelijk is. |
Kernactiviteit: Gymles.
|
Didactische werkvormen Inhoud |
Tijd |
Inleiding |
De leerlingen die trekken in de klas hun gymkleding aan. Ik help waar nodig is, met bijvoorbeeld het strikken van de veters. Daarna gaan de helpende handjes voorop naar de speelzaal. Daar gaan de leerlingen op een bank langs de kant zitten. We beginnen de les met een kort tikspel. De leerlingen die staan op een mat, dit stelt een eiland voor. Er zijn twee krokodillen (tikkers). De andere leerlingen die moeten overlopen naar de andere matten maar ze mogen niet getikt worden door de krokodil anders zijn ze af en moeten ze aan de kant gaan zitten. Dit doen we een aantal keer. |
15 min. |
Kern |
De leerlingen die gaan weer aan de kant zitten. Ik ga de toestellenbaan uitleggen. De leerlingen die lopen eerst over een schuine bank de kast op en springen er vervolgens weer vanaf. Ze letten daarbij erop dat ze goed neerkomen. Ik leg uit hoe je goed moet neerkomen wanneer je van een hoger iets afspringt. Je moet goed door je knieën zakken en stevig op je benen staan. Je mag je niet slap naar voren laten vallen. Het is de bedoeling dat aan het einde van de les bijna iedereen een goede landing heeft wanneer hij van de kast afspringt. Eerst leg ik het kussen achter de kast zodat ze het daarop kunnen oefenen. Later leg ik een mat achter de kast zodat ze daarop moeten springen. De andere oefening is dat ze op een dunne balk over de sloot moeten lopen en dat ze niet in de sloot mogen vallen want daar zwemmen gevaarlijke vissen. Ook hier moeten ze wanneer ze van de balk afspringen letten op hun afsprong. Als laatste oefening mogen ze over de schuine bank op de kast lopen er dan met een andere schuine bank er weer af glijden. Ze moeten goed hun evenwicht bewaren op de glijbaan, want anders vallen ze in het water. Tussen het circuit leg ik verschillende hoepels neer waardoor ze moeten lopen want de rest van de zaal, dat is de sloot. |
20 min. |
Afsluiting |
Als afsluiting nog een herhalingsspelletje. Ik speel nog een keer de estafette die ze vorige week ook al hebben gedaan. Ze brengen de pittenzakjes naar de overkant en de groep die het eerste klaar is heeft gewonnen. De leerlingen gaan terug naar de klas en gaan zich aankleden. |
10 min. |
|
Leeractiviteiten (Wat doen de leerlingen?) |
Organisatie / materialen. |
Inleiding |
De leerlingen die kleden zich om en ze gaan naar de speelzaal. Ze luisteren naar de uitleg van het krokodillenspel. Ze spelen het spel een aantal keer. |
Zorgen dat de zaal klaar staat, voor het spel, maar ook voor de toestellenbaan. Zorgen dat iedereen snel omkleed en rustig naar de speelzaal gaat. |
Kern |
De leerlingen kijken naar de uitleg van de toestellenbaan. Ze kijken naar de methode van het landen van de kast. Verder volgen ze de toestellenbaan. |
Zorgen dat iedereen goed oplet tijdens de uitleg. Zorgen dat iedereen let op zijn landing en ze herstellen als het niet goed gaat, het nog een keer uitleggen. |
Afsluiting |
De leerlingen spelen nog een keer het estafettespel. Daarna gaan ze terug naar de klas en gaan ze aankleden. |
Zorgen dat iedereen met het spelletje meedoet en dat ze daarna rustig naar de klas gaan en gaan aankleden. |
Kernactiviteit: Waterzuivering.
|
Didactische werkvormen. Inhoud |
Tijd |
Inleiding |
Ik heb hier drie teiltjes met water staan. Is dit schoon water of vies water? Waar kunnen we schoon water voor gebruiken? (drinken, wassen, koken) |
5 min. |
Kern |
Wanneer wordt schoon water vies? (wassen, afwassen, rommel erin) Zullen we dit schone water vies maken? In het eerste teiltje wassen we een paar vuile bekers af. In het tweede teiltje maken we een paar verfkwasten schoon en in het laatste teiltje doen we een beetje zand, blaadjes en steentjes om het water vies te maken. Ik stop het vies water even in drie glazen uit iedere teil eentje zodat jullie goed kunnen zien hoe vies het is. Kunnen jullie bedenken hoe ik dit vieze water misschien weer schoon zou kunnen maken? Wat hebben we daar dan voor nodig? Deze zeef misschien? Ik voer een aantal van de dingen uit, het zeven van het water en het gieten van water door een stuk stof. Is het water nu al wat schoner geworden? &nb |