Vaardigheden van pittenzakken

 

Vaardigheden met pittenzakken:

 

BEGINSITUATIE:

 

De kleuters bewegen regelmatig in de turnzaal.  Ze hebben reeds kennis gemaakt met de pittenzakken.

 

DOELSTELLINGEN:

Kerndoelstelling:

 

De kleuters leren al staande met 2 handen hun pittenzak gericht werpen in een doos. 

Dit van op een afstand van 3 meter. 

 

Bijkomende doelstelling:

 

Motorisch:

§           Fysiek: kracht, lenigheid, uithouding, snelheid

 

Psychomotorisch:

§           L : houdings- en bewegingsbewustzijn

§           O.H.C.

§           R : plaats, afstand, richting

§           T : duur

 

Dynamisch – affectief:

§           luisterbereidheid

§           samen met de groep bewegen

                  

ORGANISATIE:

 

De kleuters bevinden zich samen met de leidster in de turnzaal van de school.

        

MATERIAAL:

 

         voor elke kleuter een pittenzak

         signaal

         doos

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Methodische behandeling

 

 

 

Specifieke

Doelstellingen

 

 

Bewegingsopdrachten

 

Organisatie

 

1. Inleiding

 

Aanwakkering

 

Fys.:

 – snelheid

 – uithouding

 

P.M.:

L: – reactie

    – O.H.C

R: richting

T: duur

 

 

1. De kleuters mogen vrij door de zaal lopen.  Op het signaal van de leidster moeten ze blijven staan. 

Variatie: huppelen, springen, achterwaarts lopen, met een vriendje,…

 

2. De pittenzakken worden verspreid over de zaal.  Op het signaal mogen de kleuters de pittenzakken gaan halen en experimenteren.  Daarna moeten ze terug op de bankjes gaan zitten.

 

 

 

 

2. Kern

 

A: Fysieke eigenschappen

 

Kracht:

– beenspieren

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Lenigheid:

– benen

 

 

 

 

 

 

 

B. Psychomotorisch

 

R: – richting

 

 

 

 

 

 

 

R: – richting

L: – localisatie

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

L: – lokalisatie

    – evenwicht

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

R: – richting

L: – bewegings

      bewustzijn

    – lokalisatie

 

 

 

 

 

 

 

 

R: – richting

    – afstand

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

R: – richting

    – traject

    – afstand

L: – bewegings

      bewustzijn

 

 

 

1. De pittenzak wordt voor de voeten gelegd en de kleuters moeten er met beide voeten over springen.

 

Variatie1:  de kleuters springen met 1 voet over de pittenzak.

 

Variatie2:  de kleuters springen zijwaarts over de pittenzak.

 

2. De kleuters gaan met hun benen in spreidzit zitten, leggen de pittenzak voor zich en proberen deze zo ver mogelijk voor zich uit te duwen.

 

Variatie1: De kleuters gaan in spreidstand staan en vormen met hun pittenzak een 8 rond hun benen.

 

Variatie2: De kleuters staan met de benen tegen elkaar en maken een rondje met de pittenzak rond hun benen.

 

 

 

1. De kleuters gooien hun pittenzak omhoog.

 

Variatie1: De kleuters gooien de pittenzak zover mogelijk van hun af.

 

Variatie2: De kleuters gooien de pittenzak zover mogelijk achter zich.

 

 

2. De kleuters schuiven de pittenzak met 2 handen vooruit tot aan een aangeduide lijn.

 

Variatie1: De kleuters schuiven de pittenzak met hun neus vooruit tot aan een aangeduide lijn.

 

Variatie2: De kleuters schuiven de pittenzak met hun zitvlak vooruit tot aan een aangeduide lijn.

 

3. De kleuters leggen hun pittenzak op hun handpalm en op het signaal mogen ze door elkaar stappen.

 

Variatie1: De kleuters leggen hun pittenzak op hun schouder en op het signaal mogen ze door elkaar stappen.

Variatie2: De kleuters leggen hun pittenzak op hun hoofd en op het signaal mogen ze door elkaar stappen.

 

4. De kleuters springen met de pittenzak tussen hun knieën kriskras door de zaal.

 

Variatie1: De kleuters springen met de pittenzak tussen hun knieën achterwaarts.

Variatie2: De kleuters doen de hazensprong met de pittenzak tussen hun knieën.  Ze moeten proberen hun pittenzak niet te verliezen. 

 

 

5. De kleuters moeten al staand met 2 handen hun pittenzak gericht werpen in een doos van op een afstand van 3 meter.

 

Gradatie1: De kleuters moeten al staand met 2 handen hun pittenzak gericht werpen in een doos die hoger geplaatst (op een bank) wordt van op een afstand van 3 meter.

Gradatie2: De kleuters zetten 3 stappen naar achter, ze werpen hun pittenzak met 2 handen in een doos die hoger geplaatst staat.

 

6. De kleuters stappen in een kring en op het signaal van de leidster stoppen de kleuters.  Op dat moment gooien de ze de pittenzak in de doos.

 

Gradatie1: De kleuters stappen in een kring, op het signaal van de leidster gooien ze de pittenzak in de doos die hoger geplaatst is.

Gradatie2: De kleuters zetten een stap naar achter, zodat de kring groter wordt, de kleuters lopen in de kring.  Op het signaal van de leidster gooien ze de pittenzak in de doos die hoger geplaatst is.

 

 

 

3. Slot

 

orde en tot rust komen

 

De kleuters zitten op de grond in een kring.  De leidster vraagt aan de kleuters: “Wat kan deze pittenzak allemaal zijn?” (rustige dingen)

Vb.: een hoed, slurf, stuur, … kussen.  De leidster zegt aan de kleuters dat ze nu allemaal mogen slapen, wanneer de leidster hun komt aantikken mogen ze hun pittenzak meenemen, wegleggen en in een trein aan de deur gaan staan .

 

 

Kaarsenspel

Een gedicht dat goed te gebruiken is bij een maandsluiting of een kerstviering.