Stage taalspelletje

 

Taalspelletje groep 1/2
 
Een verhaaltje af maken.
Materialen: geen
Aantal kinderen: 30
Leeftijd: tussen de 4 en 6 jaar oud
 
Vooraf:
Voor jongere kinderen moet het verhaaltje heel eenvoudig beginnen er mogen niet
teveel mensen, dieren, etc in voor komen. Voor oudere kinderen kan het wat
moeilijker gemaakt worden.
 
Het spel:
De leidster begint het verhaaltje te vertellen. Als alle personen die in het verhaal
voorkomen zijn genoemd stopt de leidster. Zij vraagt wie van de kinderen al een
vermoeden heeft hoe het verhaaltje verder zou kunnen gaan. Zij moedigt de
kinderen aan om het verhaaltje af te maken. Weet een kind niet hoe het verder gaat,
dan kan een ander kind helpen of het verhaaltje verder afmaken. Zo kan
achtereenvolgens een hele reeks kinderen het verhaaltje verder fantaseren. Hierbij
gaat het om de inhoud van het verhaal en of het aansluit bij datgene wat de vorige
kinderen hadden bedacht. 
Bij oudere kinderen kan ook een kind beginnen met vertellen om het zo wat
moeilijker te maken. 
 

Meer dan…?

De kinderen zullen door deze opdracht door hebben dat sommige dingen meer lijken dan dat ze zijn.