Student: Hilke van Keulen
Jaargroep: 2
Stageschool:
Groep: 1/2
Mentor: |
|||
Vak/onderwerp: RW, meetkunde
Datum: |
|||
Voor de student:
Aandachtspunten deze week Actiepunten deze les |
|||
· Alle kinderen bij de kringactiviteit betrekken.
· Jezelf op de achtergrond zetten.
|
= niet alleen die kinderen aan het woord laten die het snelste of het hardst roepen. Vingers op laten steken en beurten geven.
= door veel vanuit de kinderen te laten komen. Ruimte vrij laten voor spontaniteit. |
||
Voor de kinderen:
|
|||
Lesdoel: wat moeten zij na de les kunnen/kennen?
Aan het einde van de les kunnen de kinderen voorwerpen ordenen en weten ze hoe ze het beste een koffer in kunnen pakken. Ze weten waar ze op moeten letten bij het inpakken van een koffer. Tevens krijgen ze inzicht in het feit of iets in een koffer past (inschatten van het formaat).
|
|||
Beginsituatie: welke betekenis heeft deze les voor de kinderen? Wat tref ik aan op het gebied van organisatie? Wat moeten de kinderen kennen/kunnen om mijn les te kunnen volgen?
Ik verwacht dat de kinderen het leuk zullen vinden om een koffer in te pakken. Over het algemeen wordt dit voor hen gedaan maar nu mogen ze het zelf doen. Hoe pak je dat aan?
Op het gebied van organisatie moet ik ervoor zorgen dat ik een koffer heb en een heleboel kleding en spullen. Tevens moet ik ervoor zorgen dat de kinderen in een kringopstelling zitten zodat iedereen het goed kan zien.
Om mijn les te kunnen volgen moeten de kinderen goed opletten, meedenken en meedoen.
|
|||
Fasering:
Naam + tijd |
Lesverloop |
||
Inleiding ongeveer 5 minuten.
Kern ongeveer 15 minuten
Afsluiting ongeveer 5 minuten |
Ik laat de kinderen plaatsnemen in de kring. Zodra alle kinderen zitten begin ik met mijn verhaal. Zoals jullie zien is het een beetje een troep op tafel. Er liggen allemaal kleren, toiletspullen en een koffer. Eigenlijk is dat niet netjes om het zo rond te laten slingeren. Maar ik wist niet meer wat ik moest doen. Ik was namelijk mijn koffer aan het inpakken. Want ik ga volgende week logeren bij een vriendinnetje in Amsterdam.
Toen ik vanmorgen thuis in mijn kast keek zag ik zoveel kleren en ik wist niet wat ik mee moest nemen. Dus toen dacht ik dan neem ik alles toch mee. Maar dat past niet. Kijk maar eens. (ik stop alle kleren op een frutje in de koffer en hij kan niet dicht.)
Ik dacht er zijn zoveel slimme kinderen in deze klas dus neem ik de koffer en alle spullen gewoon mee. Kunnen jullie mij helpen om de koffer in te pakken?
Wie heeft er wel eens een koffer ingepakt? Waar moet je op letten als je een koffer in pakt? Kun je alles meenemen? Wat moet je allemaal meenemen als je een week weg gaat? (8 broeken, 7 sokken) Ik laat de kinderen zoveel mogelijk met oplossingen komen en ideeën aandragen.
Samen met de kinderen pak ik de koffer in. Van tevoren maken we stapeltjes wat er mee moet. Ik laat de kinderen van tevoren schatten of alles er in past. Kan de koffer dicht?
Ik bedank de kinderen voor hun hulp bij het inpakken van de koffer. En ik laat de kinderen opsommen waar je op moet letten als je een koffer inpakt.
|
||
Betrokkenheid Ik zorg voor een hoge betrokkenheid door |
|||
Veel vanuit de kinderen te laten komen en hun aan het woord laten. Door de kinderen een probleemsituatie voor te leggen hoop ik op een hoge betrokkenheid.
|
|||
Werkvormen Ik kies voor de volgende werkvormen Omdat |
|||
|
Ik op deze manier het onderwerp van de les kan aangeven en het probleem bij de kinderen kan introduceren.
De kinderen op deze manier leren om voorwerpen op kenmerken te ordenen en een goede oplossing zoeken op het probleem.
|
||
Organisatie Welke mogelijke knelpunten zijn er? Hoe los je deze op? |
|||
· Dat de kinderen het te makkelijk/moeilijk vinden.
|
Ik bereid me hierop voor door een makkelijke en een moeilijke uitwerking te kiezen. Makkelijker: Door ook de kinderen die niet meteen een oplossing hebben erbij te betrekken. Evt. een aantal dingen op papier zetten. Moeilijker: De kinderen erop wijzen dat ik sommige dingen meteen nodig heb. Bijvoorbeeld als ik ga zwemmen na aankomst. Hoe moet je dan inpakken.
|
Inzetten, vervolgen, eindigen en weer inzetten
Parapluutje / parasolletjede een is voor de regen, de ander voor de zon pardon.