Het schrijven van een krantenbericht.
1.Schrijfstrategische vaardigheden.
1.1. Verzamelen.
Vooraleer de lln. beginnen te schrijven verzamelen ze een aantal krantenberichten. Deze berichten worden klassikaal besproken. De lln. ontdekken dat in een krantenbericht:
q Informatie op een duidelijke, korte manier wordt weergegeven.
q Geen twee keer hetzelfde wordt herhaald.
q Korte zinnen staan.
q Telkens een krantenkop als titel staat.
Er moet ook voldoende informatie verzameld worden. Voor het schrijven van een schoolkrantje gaan de lln. eerst op zoek naar informatie die geschikt is om er een krantenbericht over te schrijven. Dit kunnen allerhande gebeurtenissen zijn die de school en de lln. aangaan en die interessant zijn om te vermelden. Sommige informatie moet mogelijk nagetrokken worden in naslagwerken want de informatie die in een krantenbericht verschijnt dient steeds juist te zijn. Iemand een interview afnemen om aan informatie te komen is ook mogelijk.
Toepassing op de lessen:
v In de lessen knipselaar en krantenkoppen gaan de leerlingen op zoek naar krantenartikels. Ze verzamelen dus informatie die hen aanspreekt.
1.2.Selecteren.
Vervolgens wordt er een selectie gemaakt uit het materiaal dat de lln. verzamelden. De meest geschikte onderwerpen worden gekozen om uiteindelijk in de schoolkrant te verschijnen.
1.2. Ordenen.
De onderwerpen worden geordend naargelang hun inhoud. Zo kan het schoolkrantje opgebouwd worden in verschillende rubrieken:
q Nieuws
q Sport
q Advertenties
q Spelletjes
q …
Ook de inhoud van elk artikel moet worden geordend. Hierbij moet worden bepaald welke gegevens moeten worden vermeld en in welke volgorde. Gegevens worden geordend volgens de tijd, de plaats, hun causale samenhang, hoofd- en bijzaken, overtuigingskracht,…
1.3. Uitschrijven.
De krantenberichten worden uitgeschreven volgens de regels waaraan zo’n bericht moet voldoen. Er wordt een passende krantenkop verzonnen.
1.4. Verzorgen, nalezen, nakijken.
De lln. lezen hun tekst na en bevragen zich of deze tekst vlot leesbaar is en aantrekkelijk oogt. De spelling van de tekst is ook heel belangrijk: er mogen geen fouten in staan. Wanneer de schoolkrant verschijnt kunnen de lln. van de ganse school, de leerkrachten en ouders de berichten lezen.
2. Algemene doelen.
q Een kind weet welke factoren bij de geschreven communicatie van belang zijn en kan er rekening mee houden. (Ad. 5)
q Een kind ziet in dat het zijn manier van schrijven kan aanpassen aan de hele situatie. (Ad 6)
q Een kind kan schriftelijk informatie overdragen in relevante situaties binnen en buiten de school. (Ad. 10)
q Een kind kan schrijfvaardigheden en – strategieën aanwenden, rekening houdend met de totale schrijfsituatie, de tekstsoorten en het verwerkingsniveau. (Ad. 12)
q Een kind is in staat kritisch na te denken over zijn schrijven en over zijn gebruik van de geschreven taal. (Ad. 14)
q Een kind ervaart schrijven als zinvol en prettig (Ad 16)
q Een kind is bereid over zijn schrijfgedrag en zijn schrijfproducten na te denken. (Ad 18)
q Een kind probeert situatiegericht te schrijven. (Ad. 22)
q Een kind is bereid kritisch te staan tegenover zijn schrijven. (Ad. 25)
3. Leerlijn.
3.1. Groeiende afstand.
Van kortbij naar veraf. De lln. schrijven voor zichzelf, vervolgens voor de lkr., de medelln., de school, ouders. De lln. moeten komen tot het schrijven van een krantenbericht volgens de regels waaraan zo’n bericht moet voldoen. Eerst lezen de lln. krantenartikels. Ze zoeken die artikels uit de krant die hen het meeste aanspreken en waarover ze graag meer zouden willen weten. Om beurt stellen de lln. een aantal krantenartikels voor aan de klasgroep. De medelln. geven een beoordeling. Vervolgens schrijven de lln. krantenkoppen bij een artikel. Bij een aantal krantenartikels verzinnen de lln. zelf een passende krantenkop. Deze moet kort zijn en de essentie weergeven van het artikel of een belangrijk onderdeel van dit artikel.
Eerst lezen de lln. de krantenartikels voor zichzelf: ze halen diegene eruit die hen het meest aanspreken. Vervolgens selecteren ze de artikels die hen het meest aanspreken. Deze stellen ze voor aan de lkr. en de medelln. Bij het schrijven van de artikels gebeurt dit eerst voor de klaskrant, vervolgens de schoolkrant.
De eerste tekstjes die geschreven worden zijn informatief en zijn alleen een weergave van feiten of gebeurtenissen. Vervolgens wordt de persoonlijke inbreng van de ll. groter doordat hij meer en meer zijn eigen mening, inbreng, standpunt in het bericht schrijft.
3.2. Verwerkingsniveau.
3.2.1. Letterlijke weergave van gegevens: de feiten. Wat gebeurde er? Welke personen waren betrokken?
3.2.2. De schrijver neemt nog in aanzienlijke mate gegevens over, maar voegt al enkele elementen van zichzelf toe: een mening. (In zoverre dit kan in een krantenbericht.)
3.2.3. De schrijver geeft gegevens een eigen, originele structuur. Waarbij de eigen inbreng in de structurering veel groter is dan wat hij overneemt en waarbij hij de gegevens ook beoordeelt vanuit een nieuw perspectief: Door het verzamelen van feiten en die te beoordelen vanuit het eigen gezichtspunt komen tot een persoonlijke visie op een gebeurtenis.
3.3. Leerplandoelen.
q Belang en functie van visuele en geschreven boodschappen ervaren en beseffen. (Schr. 1.1.) Ervaren en beseffen van de communicatieve functie: visuele en geschreven boodschappen als communicatiemiddelen.
q Voor kinderen relevante tekstsoorten leren kennen en gebruiken. (Schr. 1.4.) De tekstsoorten, conventies bij tekstsoorten en daarmee rekening houden.
q Ervaren en beseffen dat de kwaliteit van visuele boodschappen en van teksten verbeterd kan worden door er met anderen over te spreken. (Schr. 1.5.) Openstaan voor hulp, hulp durven vragen, kritiek aanvaarden, eigen producten door anderen laten bekijken en lezen.
q Noodzaak en nut van schrijfstrategieën en van de aspecten daarvan ervaren en beseffen: verzamelen, selecteren, ordenen, uitschrijven, verzorgen. (Schr. 2.1.)
q Een schrijfstrategie bepalen en volgen om visuele en schriftelijke boodschappen vorm te geven (Schr. 2.2.)
q Materiaal verzamelen. (Schr. 2.2.1.) Ervaren en beseffen hoe en waar materiaal verzameld kan worden. Materiaal verzamelen op verschillende manieren door jezelf te bevragen; de wereld om je heen te bevragen.
q Materiaal selecteren (Schr. 2.2.2.) Rekening houden met schrijfbedoeling en publiek. Materiaal selecteren volgens bruikbaarheid, belangrijkheid, bewijskracht, argumentatiewaarde.
q Materiaal ordenen (Schr. 2.2.3.)Materiaal ordenen volgens tijd, plaats, causale samenhang, belangrijkheid, overtuigingskracht.
q Teksten uitschrijven, rekening houdend met de afstand en met het verwerkingsniveau (Schr. 2.2.4.) Overzichten,, aantekeningen, mededelingen op- en overschrijven. Voor een gekend persoon verslagen schrijven van verhalen, gebeurtenissen, informatieve teksten.
q Teksten verzorgen, nalezen, herwerken (Schr. 2.2.5) Ervaren en beseffen dat je visuele boodschappen en teksten verzorgt door ze na te lezen, te controleren, te herwerken. Visuele boodschappen en teksten verzorgen volgens de communicatieve situatie door: de inhoud na te gaan en eventueel aan te passen; de formulering na te gaan en eventueel te verbeteren.; de vormgeving na te gaan en eventueel te verbeteren.
q Taalvaardigheden en taalbeschouwelijke vaardigheden ontwikkelen (Schr. 4)
q Zo precies en nauwkeurig mogelijk formuleren (Schr. 4.1)
q Het belang van Algemeen Nederlands als schrijftaal beseffen. (Schr. 4.2)
q Elementen van de talsystematiek die van belang zijn voor het leren spellen en/of schrijven correct aanwenden en erover reflecteren.(Schr. 4.3) Samenhang van teksten qua formulering; titels, alinea’s, tussenkopjes.
4. Informatieve tekst.
Het schrijven van een krantenbericht is het schrijven van een informatieve tekst. Hierbij kan aan bod komen:
q Meningen van klasgenoten.
q Antwoorden bij gesprekken en interviews
q Informatieve artikels voor klas-, school-, muurkrant.
q Informatieve artikels voor een krant, een jeugdtijdschrift over een persoon, een gebeurtenis.
q Informatieve brieven over gebeurtenissen, belevingen.
q Informatieve berichtjes over ervaringen, belevingen en gebeurtenissen.
q Verslag(je)- over ervaringen, belevingen en gebeurtenissen: tochten, acties, projecten, hobby’s, een krantenartikel.
q Overtuigende muurkrantteksten, overtuigende artikels voor klas- en schoolkrant.
De krant in het leerplan
SPREKEN
- De leerlingen kunnen zeggen welke stappen ze zetten bij het raadplegen van een informatiebron. (pg. 31)
- De leerlingen kunnen ontdekken dat er vereisten zijn waaraan een teksttype moet voldoen: voor nieuwsverslagen: feiten (pg. 27).
- De leerlingen kunnen in functie van de spreektaal informatiebronnen raadplegen. (pg. 31)
LUISTEREN
- De leerlingen kunnen zich op basis van de titel (krantenkop) een beeld vormen van de te verwachten inhoud van een tekst en hun ideeën hierover meedelen. (pg. 41)
- De leerlingen kunnen op hun niveau de betrouwbaarheid van de informatie vaststellen. (pg. 71)
- De leerlingen kunnen de vragen van de leerkracht en de medeleerlingen over nieuwsberichten en de daarbij horende achtergrondinformatie begrijpen.
In welke leerjaren kan de krant?
De krant biedt mogelijkheden voor elke klas van de lagere school.
Toch is het een geschikt thema voor de derde graad. Op dat moment zijn de kinderen enorm bezig met de wereld rondom hen. Ze zijn benieuwd naar wat er gebeurt in die wereld en nieuws prikkelt dus hun nieuwsgierigheid.
Het abstracte denken en voorstellingsvermogen bij de kinderen van de derde graad is reeds voldoende ontwikkeld om de informatie van een krantenartikel te begrijpen. Ze bezitten reeds een goede leesvaardigheid waardoor de moeilijke taal uit de