Fantasie uitbeelden

 

Opwarming:

Ik laat de kinderen hun fantasie verbaal uiten door een plaat te laten zien waar iets op gebeurd. Ik laat de kinderen vertellen wat ze zien en wat er gebeurd zou kunnen zijn. Daarna laat ik iemand een mogelijk vervolg bedenken op de plaat. Een voorbeeld: Ik laat een plaat zien waarop een jongetje huilt. De kinderen kunnen nu fantaseren over wat er gebeurd zou kunnen zijn. Hij zou ruzie kunnen hebben, of misschien is hij gevallen. Een vervolg zou kunnen zijn dat het jongetje naar zijn moeder gaat en dat zij hem troost. Hij zou een pleister kunnen krijgen of een snoepje. Het gaat erom dat de kinderen fantaseren over de aanleiding of het vervolg van de plaat.

 

Kern:

De kern van de les is gericht op het non-verbaal uiten van fantasie. De kinderen hebben allemaal een denkbeeldig cadeau in zijn of haar handen. Ik kies iemand uit die het cadeau aan een ander mag geven. Degene die het cadau geeft, weet niet wat er in zit. Hij geeft het cadeau aan iemand en deze mag het uitpakken. Dan bedenkt hij of zij wat er in het pakje zit. Als hij of zij echt niets kan bedenken, fluister ik hem of haar iets in. Degene die het pakje open maakt, moet dan uitbeelden wat je met het cadeau kan doen. De klas mag raden wat hij of zij heeft gekregen. Door het kind zelf te laten kiezen is het makkelijker omdat het zelf al bedacht kan hebben hoe hij of zij het wil uitbeelden. 

 

Afsluiting:

Tijdens de afsluiting praten we na over wat moeilijk was en wat leuk/minder leuk was. Ik vraag de kinderen of ze kunnen aangeven bij wie het duidelijk was wat er uitgebeeld werd en hoe dat kwam.