Een prentenboek maken

 

 

LESFORMULIER

 

 

Naam:

Linda van der Loo

Stageschool:

Het Molenven

Datum:

10-10-2006

Mentor

Angela van Berloo

Groep:

4

Docent:

Jannemieke van Hemert

Vak:

Natuur

Pabo-groep:

3, Hoofdfase

Paraaf:

 

 

 

 

Thema / onderwerp

Huisje boompje beestje, een prentenboek.

 

Betekenis

Welke betekenis heeft het thema / onderwerp voor de kinderen? Hoe leg je de relatie met de beginsituatie?

De kinderen vinden huisje boompje beestje ontzettend leuk. Ook zijn ze bekend met een prentenboek.

 

Bedoeling

Welke bedoeling heb je met deze activiteit? Basiskenmerken, brede ontwikkeling, specifieke kennis, vaardigheden en attituden?

De bedoeling is dat de kinderen aan het einde van de les de hoofdstukken hebben gemaakt voor het prentenboek.

 

Persoonlijke aandachtspunten

1.

2.

 


Fasering

 

Duur activiteit:

30 min.

Inhoud

Didactische werkvorm

Hoe leid en begeleid je?

Wat doe jij als leerkracht?

Leeractiviteit

Wat doet de leerling?

Organisatie / bronnen

  Welke ruimte kies je?

  Welke materialen en leermiddelen heb je nodig?

  Welke groeperingsvorm hanteer je?

  Welke bronnen heb je geraadpleegd?

Start

 

  Hoe start je de activiteit?

  Hoe maak je jouw bedoelingen duidelijk?

  Hoe wek je de belangstelling?

  Hoe sluit je aan bij de beginsituatie?

 

 

De kinderen kijken naar huisje, boompje, beestje. In het programma is erik aan het lezen wil raaf ook lezen. Ze gaan samen naar de bibliotheek. Ook verteld een illustrator hoe zij een prentenboek heeft gemaakt. Olivia en Sam maken samen met de klas een prentenboek.

Als de aflevering is afgelopen vraag ik wat er allemaal gebeurt is. Hierna vraag ik de kinderen of ze het leuk vinden om zelf een prentenboek te maken.

Ik zet de televisie aan.

Ik evalueer het programma met de kinderen.

Ik maak de kinderen enthousiast om zelf een prentenboek te maken.

De kinderen kijken naar huisje boompje beestje.

De kinderen vertellen wat er allemaal is gebeurd.

De kinderen vragen zich af of ze zelf ook een prentenboek willen maken.

Ruimte: Klaslokaal

Materialen en leermiddelen: Televisie, tekenvellen, tekenspullen

Groeperingsvormen: Klassikaal, individueel, tweetallen

Bronnen: Huisje, boompje, beestje.

Voortgang

 

  Beschrijf de inhoud.

  Hoe houd je de belangstelling vast?

  Hoe werk je doelgericht?

  Hoe verwerk je de instructies?

  Op welke manier ga je rekening houden met verschillen?

  Denk aan extra activiteiten.

 

Zie specifieke aanwijzingen vanuit de vak- / vormingsgebieden.

 

De kinderen krijgen per twee één blaadje. Ze gaan samen een hoofdstuk maken uit het prentenboek. Het prentenboek gaat over onze school en onze klas. De hoofdstukken liggen van te voren vast, maar de kinderen mogen zelf weten wat ze erover willen vertellen.

De kinderen gaan met zijn tweeën beslissen wat ze willen gaan vertellen. Dit gaan ze schrijven en hierna hierbij tekenen.

Ondertussen loop ik rond voor vragen en geef de kinderen tips. 

Ik leg uit.

Ik geef de kinderen per twee een blaadje.

Ik loop rond en geef tips.

 

De kinderen gaan samen beslissen wat ze gaan schrijven.

De kinderen maken zelf tekeningen erbij.

De kinderen maken het hoofdstuk.

 

Einde activiteit

 

  Hoe sluit je de activiteit af?

  Wat doe je met het geleverde werk?

  Hoe ga je na of de doelstellingen zijn bereikt?

 

 

Als afsluiting lees ik het prentenboek voor. Het is ook de bedoeling om dit in te binden, zodat de kinderen echt een boek hebben over hun eigen school en hun eigen klas.

Ik lees het verhaal voor wat de kinderen zelf gemaakt hebben. Ik zorg dat het ingebonden word.

De kinderen luisteren naar het eigen gemaakte prentenboek.

 


EVALUATIE

 

Opmerkingen mentor / docent

Hebben de kinderen plezier aan de activiteit beleefd, hoe groot was de betrokkenheid van de student en de leerlingen, zijn de bedoelingen bereikt, verliep de activiteit zoals de student die voorbereid had, waar moet de student nog aan werken?

 

 

Opmerkingen student

Hebben de kinderen plezier aan de activiteit beleefd, hoe groot was de betrokkenheid van jou en de leerlingen, zijn je bedoelingen bereikt, verliep de activiteit voor jou als lesgever zoals je die voorbereid had, wat heb je van deze les geleerd voor de volgende lessen?