Een haan die op wereldreis ging

 

 

 

 

 

 

Tellen

in de kring

 

 

 

 

 

 

 

Irene Pierik

Vak: rekenen

Datum: 15 mei 2003


Tellen_ 1

in de kring 1

Beginsituatie_ 3

Doelen_ 3

Productdoelen: 3

Procesdoel: 3

Inleiding: 4

Tijd: 4

Leermiddelen: 4

Leerkrachtactiviteiten: 4

Leerlingactiviteiten: 4

Kern deel 1: 4

Tijd: 4

5 minuten_ 4

Leermiddelen: 4

Leerkrachtactiviteiten: 4

Leerlingactiviteiten: 4

Kern deel 2: 5

Tijd: 5

Leermidelen: 5

Leerkrachtactiviteiten: 5

Leerlingactiviteiten: 5

Afsluiting: 6

Tijd: 6

Leerlingactiviteiten: 6

Evaluatie: 6

Evaluatie op de les d.d. 12 mei: 6

Evaluatie op de les d.d. 15 mei: 6


Beginsituatie

 

Deze les zal ik geven aan een groep 1 en 2 in Osdorp op de daltonschool “de Horizon”. De groep bestaat uit grotendeels Nederlandse kinderen. Het niveau van de individuele leerlingen ken ik niet, dus zal ik het lesje meer algemeen houden. Ik weet dat de leerkracht het prentenboek “Een haan gaat op wereldreis” nog niet heeft voorgelezen.

 

 

Doelen

 

Productdoelen:

         Aan het einde van deze les hebben de kinderen meer inzicht gekregen in het tellen, de begrippen evenveel, meer, minder, de meesten, de minsten en samen tellen.

         Ze hebben geluisterd en gekeken naar een verhaal.

         Ze hebben zich aan de regels in de kring gehouden.

 

 

Procesdoel:

         Het ontwikkelen van de vaardigheid “luisteren naar een verhaal”.

         Oefenen met de begrippen; evenveel, meer, minder.

 


Inleiding:

 

Tijd:

5 minuten

 

Leermiddelen:

Pictogrammen voor de dag.

 

Leerkrachtactiviteiten:

         Ik vraag wat voor dag het is, hoe vaak gaan we naar school en wat zijn de activiteiten

         De namenlijst wordt opgelezen.

         Wie zijn de helpende kinderen vandaag.

         Ik vraag wat de regels zijn in de kring.

         Dan laat ik de kinderen in de kring plaatsnemen.

 

Leerlingactiviteiten:

Meedenken en vragen beantwoorden. 

 

 

Kern deel 1:

 

Tijd:

5 minuten

 

Leermiddelen:

Het prentenboek: “Een haan die op wereldreis ging”.

 

Leerkrachtactiviteiten:

         Ik introduceer een liedje als begin van de dag.

Ik ben binnen, buiten, boven, beneden, blij de hele dag (2*)

Want iedereen houdt van mij. Dat maakt mijn hartje blij.

Ik ben binnen, buiten, boven, beneden, blij de hele dag.

         Ik praat over het begrip “wereldreis”, hoe lang, waar naar toe.

         Ik ga het prentenboek voorlezen.

 

Leerlingactiviteiten:

         De leerlingen zingen mee.

         De leerlingen luisteren naar het verhaal.

 


Kern deel 2:

 

Tijd:

10 minuten

 

Leermidelen:

Afbeeldingen van de dieren uit het boek.

 

Leerkrachtactiviteiten:

Ik ga de leerlingen verschillende vragen stellen over de begrippen evenveel, meer, minder, de meesten de minsten en samentellen aan de hand van kinderen die de plaatjes voor zich houden. Eventueel laat ik ze even het geluid maken van het desbetreffende dier:

         Een haan:

Ÿ          Hoeveel hanen gingen op wereldreis? (kaartje aan kind geven)

Ÿ          Waarom voelde hij zich eenzaam en alleen?

         Twee poezen:

Ÿ          Hoeveel poezen gingen er mee? (kaartjes)

Ÿ          Is twee meer of minder dan een? (er zijn dus meer poezen). Een poes is evenveel, twee poezen is meer.

         Drie kikkers, twee poezen, een haan:

Ÿ          Welke dieren gingen toen mee? Hoeveel waren er dat? (kaartjes)

Ÿ          Is drie meer of minder dan twee? (er zijn dus meer kikkers).

Ÿ          Zijn er meer of minder poezen dan kikkers?

Ÿ          Waar zijn er de meesten van? (van de kikkers zijn er de meesten, drie kikkers is meer dan twee poezen en meer dan een haan)

Ÿ          Waar zijn er de minsten van? (de haan, want een haan is minder dan twee poezen).

         Enz.

Samen tellen (andere kinderen krijgen de kaartjes):

         De poezen gaan mee met de haan (samen in het midden zetten):

Ÿ          Hoeveel dieren zijn dat samen?

         De kikkers gaan ook mee:

Ÿ          Hoeveel dieren zijn dat samen?

         Enz.

         De vissen zwemmen weer naar huis:

Ÿ          Hoeveel dieren zijn er over?

         Enz.

 

Leerlingactiviteiten:

De leerlingen doen actief mee met de vragen die de leerkracht stelt.

 

 


Afsluiting:

 

Tijd:

5 minuten

 

Ik vraag of ze het lied “timpe tampe tovenaar” kennen.

Ik vertel de regels die erbij horen:

         Je past op dat je geen andere kinderen aanstoot.

         De tovenaar betovert niet alle kinderen. Luister goed of je betovert wordt (jongetjes en meisjes).

         Als de tovenaar jullie weer lieve kindertjes maakt, ga je weer op je stoel zitten.

Ik zing het lied.

 

Leerlingactiviteiten:

De leerlingen raken beïnvloed door de betovering van de tovenaar.

 

Evaluatie:

 

Evaluatie op de les d.d. 12 mei:

De kinderen kennen het liedje al en zingen enthousiast mee. Ook bij het begrip wereldreis zijn de kinderen goed betrokken. Het voorlezen heeft alle aandacht en bij het tellesje daarna zijn alle kinderen betrokken. De leerkracht heeft me vorig jaar ook een paar maal geobserveerd. Ze vertelde dat ze het een heel leuk lesje vond en dat ik heel veel vooruit was gegaan. Volgens haar zat ik goed op het niveau van de kinderen, betrok ze er allemaal bij en was duidelijk en consequent in mijn optreden.

Ze stelde voor om bij het voorlezen de dierengeluiden meteen te maken en de kinderen te ontlokken om te raden (het is nl. een herhaling) hoeveel dieren erbij zullen komen tijdens het voorlezen.

 

Evaluatie op de les d.d. 15 mei:

Het liedje als inleiding werd heel goed opgenomen. De kinderen deden enthousiast mee.

Bij het vragen stellen in de kring over de wereldreis waren de kinderen wat onrustig. Ik had eventueel meer visuele middelen mee kunnen nemen om het begrip wat levendiger te maken.

Door omstandigheden kon de kring pas na een kwartier beginnen, dus de kinderen hadden al een tijd zitten wachten. Dit kan ook mee hebben gespeeld dat de kinderen wat onrustig waren. Tevens mag ik wat duidelijker en consequenter optreden. Lastig vond ik dat ik de kinderen niet bij naam kon noemen en mijn ervaring is dat ik op het moment dat ik beoordeeld word (bekeken word) het moeilijker vind om op te treden.

Bij het voorlezen van het boekje had ik wel weer alle aandacht.

Ook bij het tellesje in de kring waren een aantal kinderen wat onrustig. Daarom heb ik het deel “het tellen” niet meer gedaan. Uiteindelijk heb ik twee kinderen even aan hun tafel laten zitten. Het tovenaarslied kenden ze al en de kinderen deden goed mee.