Student: Hilke van Keulen
Jaargroep: 2
Stageschool:
Groep: 1/2
Mentor: |
|||
Vak/onderwerp: Poppenkast, emoties
Datum: |
|||
Voor de student:
Aandachtspunten deze week Actiepunten deze les |
|||
· Aansluiten bij de belevingswereld van de kinderen.
|
Door een verhaallijn te kiezen die heel herkenbaar is voor hen.
|
||
Voor de kinderen:
|
|||
Lesdoel: wat moeten zij na de les kunnen/kennen?
Aan het einde van de les kunnen de kinderen een aantal emoties herkennen een kunnen ze deze van elkaar onderscheiden.
|
|||
Beginsituatie: welke betekenis heeft deze les voor de kinderen? Wat tref ik aan op het gebied van organisatie? Wat moeten de kinderen kennen/kunnen om mijn les te kunnen volgen?
Ik verwacht dat de kinderen dit een hele leuke les zullen vinden omdat ik Hanneke al bezig heb gezien met Willem de Muis en de kinderen genieten daar enorm van.
Op het gebied van organisatie moet ik ervoor zorgen dat ik een grote doos heb met een gat aan de achterkant. Tevens moet ik zorgen voor een eerste hulp koffertje.
Om mijn les te kunnen volgen hoeven de kinderen alleen maar op te letten, gezellig mee te doen en vooral GENIETEN!
|
|||
Fasering:
Naam + tijd |
Lesverloop |
||
Inleiding ongeveer 5 minuten
Kern ongeveer 15 minuten
Afsluiting ongeveer 5 minuten |
Ik vertel de kinderen dat ik onderweg naar school een doos op het fietspad in de zandbank zag staan. Ik vond het zo’n mooie doos, hij was ook zo mooi ingepakt. En ik was heel nieuwsgierig wat er nu in die doos zat. Misschien was het wel een cadeautje dat iemand was verloren, dus ben ik er heel voorzichtig naar toe gelopen. De doos zat nog dicht en eigenlijk durfde ik hem niet zo goed open te maken. Misschien zat er wel iets engs in…………… Maar hoe dichter ik bij de doos kwam hoe beter ik het hoorde, de doos maakte geluid. Het leek wel of de doos heel zachtjes kreunde en ooooooaaaaah zei. Dus ik heb die doos toen heel snel achterop mijn fiets gezet en mee naar school genomen. Ik dacht misschien kunnen jullie mij helpen om uit te zoeken wat er in de doos zit? Willen jullie mij helpen? (ik laat de helpende handjes een plaatsje zoeken bij de kinderen op de bank, ik ga de doos halen)
(Ik kom de klas binnen met de doos en ga zitten op de stoel. Ik geef de kinderen rustig de tijd om te kijken naar de doos.) Zo, dat is wel een hele mooie doos vinden jullie niet. Ik praat hier kort met de kinderen over, wat zou het kunnen zijn (cadeau)? Wat zou er in zitten? Tijdens dat gesprek laat ik de doos zachtjes geluid maken en bewegen. Ik vertel de kinderen dat ik het eigenlijk wel heel spannend vind om te kijken wat er in zit. Ik heb nog nooit een doos gevonden die geluid maakt en beweegt. Heeft iemand van jullie een idee wat er in zou kunnen zitten. Een bal kan het niet zijn want die maakt geen geluid en beweegt ook niet zomaar.
Ik vraag de kinderen of we de doos eens heel voorzichtig zouden moeten openen? Op goedvinden van de kinderen open ik doos. Ik vraag de kinderen om op hun plaats te blijven zitten, misschien schrikt diegene die in de doos wel van zoveel kinderen.
Voorzichtig laat ik het beestje uit de doos komen. Het beestje maakt snik geluiden (hij huilt). Ik praat tegen het beestje. Hallo, niet huilen. Toe maar zo erg is het vast niet. Er zijn hier heel veel lieve kinderen die jou willen troosten. Toch kinderen? Misschien kun je even uit de doos komen. Het beestje is even stil en begint dan te fluisteren. Ik vertel het beestje dat ik hem niet goed kan verstaan en ik kom dichterbij. Aha, ooh ik zal het even zeggen. Ik doe de doos dicht en zeg tegen de kinderen dat hij een beetje verlegen is. Het beestje vroeg of jullie allemaal willen blijven zitten als hij uit de doos komt en niet te hard praten. Ik vraag de kinderen of dat goed is en vertel dat dan tegen het beestje.
Het beestje komt uit de doos naar boven en kijkt een goed rond. Hij zegt heel zachtjes hallo tegen mij. Ik zeg hallo terug. Dan draait hij naar de kinderen en zegt hij tegen hen hallo. Ik vraag hoe hij heet. Ik heet Wallie. Dat is een mooie naam Wallie. Wat ik eigenlijk wel wil weten Wallie is waarom moest je zo huilen?
Wallie verteld zijn verhaal: Nou, Wallie was heel verdrietig. Waarom was je verdrietig dan? Wallie was zo verdrietig omdat ik pijn heb. Ooh, nou snap ik het. Ik moet ook wel eens huilen als ik pijn heb. Huilen jullie wel eens als je pijn hebt? Waar heb je pijn dan? Wallie heeft pijn aan zijn hoofd. Wallie is op mijn hoofd gevallen en nu doet zijn neus zeer en zijn oor. Wallie’s linker oor. Zo ik zal eens even kijken wat wij daar aan kunnen doen. Zal ik er een kusje opgeven? Ja… Zo kijk eens aan helpt dat? Een beetje maar, misschien kun je nog een kusje geven? Ok. Is het nu beter? Bijna, misschien moet je nog een kusje geven. Nou ja zeg. (ik vraag of een van de kinderen Wallie een kusje wil geven) Nu is de pijn in Wallie’s neus weg, maar Wallie’s oog doet nog steeds heel zeer. Ik zie het al, daar moet een pleister op. (ik vraag aan een van de kinderen of hij/zij een pleister wil pakken. Samen met het kind plakken we de pleister op het oog van Wallie. Dankjewel. (Wallie begint te gapen) Volgens mij is Wallie een beetje moe. Het is ook zo’n drukke dag voor hem geweest. Ga maar weer lekker in de doos liggen, dan kun je lekker slapen. Kom eens, kom eens! (Wallie fluistert in mijn oor. Ik zeg ok doe dat maar.) Eehm, Wallie wil even tegen jullie zeggen dat Wallie jullie heeeeeeeeeeeel lief vind. Vinden jullie mij ook een beetje lief? Nou dan ga ik nu lekker slapen, welterusten. ( Wallie komt nog een paar keer omhoog om de kinderen vaarwel te zeggen. Op het moment dat hij even weg is doe ik de doos dicht en dan komt Wallie weer ineens omhoog.) Wallie kan niet slapen. He, Wallie je hebt niet eens echt geprobeerd. De mama van Wallie zingt altijd een slaapliedje, en mama van Wallie is hier nu niet.
Ik weet het goed gemaakt Wallie als wij nu eens met zijn allen een slaapliedje voor jou zingen, denk je dat je dan wel kan slapen. Ja, ja. (ik vraag de kinderen of zij misschien een mooi slaapliedje kennen. Samen zingen we het liedje voor Wallie. Wallie luistert eerst aandachtig en begint dan te gapen en gaat lekker in de doos liggen. Als het liedje is afgelopen horen de kinderen Wallie snurken en sluiten we de doos. En zetten we deze weg.
Zo, Wallie slaapt nu lekker. Ik denk dat hij na dat slaapliedje van jullie heel lang zal slapen. Ik ben wel blij dat Wallie in de doos zat en niet een eng beest. Wat ik me wel afvraag is wat we nu met Wallie moeten doen. Hebben jullie misschien een idee? Ik voer een kort gesprekje met de kinderen hierover. En samen bedenken we een oplossing. (ik bespreek met mijn mentor wat na mijn les zal moeten plaatsvinden en ik regel de overgang daar naar toe.) |
||
Betrokkenheid Ik zorg voor een hoge betrokkenheid door |
|||
Door de kinderen te betrekken bij het poppenspel en door veel interactie voor, tijdens en na het poppenspel. Tevens probeer ik de betrokkenheid te vergroten door een onderwerp te kiezen dat past binnen het thema emoties en de belevingswereld van de kinderen.
|
|||
Werkvormen Ik kies voor de volgende werkvormen Omdat |
|||
· Poppenkastspel
|
Ik met behulp van deze werkvorm de kinderen op een speelse wijze een aantal emoties kan introduceren en de kinderen kunnen zich inleven in Wallie.
|
||
Organisatie Welke mogelijke knelpunten zijn er? Hoe los je deze op? |
|||
· Dat er kinderen zijn die er telkens door heen praten.
|
Eigenlijk vind ik het niet erg wanneer dat gebeurt (enthousiasme) Ik speel daar gewoon op in samen met Wallie. Wanneer het teveel word dan speel ik er op dat Wallie verlegen is als er steeds kinderen zijn die er door heen praten. En dan gaat Wallie zich in zijn doos verstoppen.
|
Weekindeling sinterklaas
Een mogelijke weekindeling voor het thema sinterklaas.