De kracht van rijm gr. 5-6

 

 

De kracht van rijm
Materiaal
· per tweetal: de bijlage Twee gedichten
· scharen
· papier
· lijm
Doel
De kinderen leggen losse regels uit een gedicht in de juiste volgorde. Ze ervaren dat rijmwoorden daarbij een steun (kunnen) zijn.
– Houd de introductie kort. Toon de bijlage Twee gedichten en geef de instructie:Je gaat in tweetallen werken. Ieder tweetal krijgt een blad met daarop twee gedichten. Maar: de regels van die gedichten staan door elkaar. In gedicht 1 heb je nog een beetje steun: je ziet dat het uit twee strofen bestaat. Die twee strofen zijn nog van elkaar gescheiden. In gedicht 2 staan alle regels door elkaar, dus ook de beide strofen. Doe nu het volgende:
· Knip gedicht 1 los.
· Knip de zinnen los.
· Leg de zinnen van elke strofe in de goede volgorde.
· Knip de zinnen van gedicht 2 los.
· Leg de zinnen in de goede volgorde. Let op: ook dit gedicht heeft twee strofen.
– Deel de materialen uit. De tweetallen gaan aan de slag.
– Laat de gedichten in de juiste volgorde voorlezen:
Gedicht 1: Sjefke, de vampierSjefke, de vampier heeft heel slechte ogen
maar ook een ontzettend eigenwijze wil.
‘Pfff, ik heb mijn leven lang al bloed gezogen.
En dat zonder een of andere stomme bril.’Maar vanmorgen heeft hij er toch een gekocht,
ondanks zijn bloedneus en twee blauwe ogen.
Want Sjefke miste vannacht een bocht
en is toen tegen een flatje gevlogen …!

 

Gedicht 2: Koppel, de slakKoppel, de slak heeft een fiets gekregen
met wielrennerstuur en het nummer 10.
‘Nu scheur ik’, denkt Koppel, ‘over de wegen.
Je moet snel kijken als je mij wilt zien!’Ze hebben hem op zijn fiets gezet
En onder luid gejuich een zet gegeven
Maar ik denk niet dat Koppel het redt:
Hij is zijn gedachten al voorbij gereden …

 

– Vraag na afloop naar de werkwijze van de tweetallen. Laat daarbij onderwerpen naar voren komen als:
· Waar heb je op de eerste plaats op gelet? (Waarschijnlijk op het laatste woord van elke zin.) Hoe noem je dat soort woorden? (Rijmwoorden.)
· Toch kun je niet alleen afgaan op de rijmwoorden. Waarom niet? (Je krijgt dan een onzin-gedicht. De betekenis is ook belangrijk.)
· Vind jij dat een gedichtje moet rijmen? Waarom wel/niet? Ken jij een gedicht? Rijmt dat? Laat het eens horen.
Tekenen met woorden

 

 

Materiaal
· elk kind: de bijlage Tekenen met woorden
· papier en potlood
· gekleurd A3-karton
· nietmachineTip
Op de volgende website vindt u een voorbeeld van een gedicht van Paul van Ostaijen: http://www.cambiumned.nl/poezieostayen.htm. Het gedicht Boem is op deze site fraai vormgegeven in bewegende typografie. Toon dit gedicht aan de kinderen. Ga niet in op de inhoud. Het zal zeker inspirerend werken.
Doel
De kinderen schrijven een gedicht. De woorden in het gedicht worden zo getekend dat ze de inhoud ondersteunen of onderstrepen.

 

– Deel de bijlage Tekenen met woorden uit. Laat de kinderen reageren op de afgebeelde tekst. Kunnen ze spontaan aangeven wat er afwijkend is en in welk opzicht? Als de kinderen niet zelf op de onderliggende gedachte komen, vraag hun dan bij elk stukje:
· Wat valt je op aan het stukje?
· Waarom is het stukje juist op deze manier geschreven?
Benadruk dat de letters zo zijn getekend dat ze de betekenis van de woorden onderstrepen. Zo wordt het golvende karakter onderstreept door de letters te tekenen als een golf. En de vogel die eenzaam vliegt, wordt verbeeld door het woordje ‘vogel’ ook eenzaam neer te zetten.
– Geef de kinderen de volgende opdracht: Schrijf een kort gedicht. Teken de letters en woorden zo dat je kunt ‘zien’ wat er in het gedicht gebeurt. Denk aan de voorbeelden.
– Deel papier en potlood uit. De kinderen gaan aan de slag.
– Hang de gedichten na afloop aan het bord. Plaats de kinderen op een afstand zodat ze de teksten niet kunnen lezen, maar wel zien. Laat de kinderen reageren op de gedichten: welk gedicht valt op? Waarom? Hebben ze een idee waarover dat gedicht zou kunnen gaan?
– Verzamel en bundel de getekende gedichten. Leg ze daartoe in het dubbelgevouwen A3-karton en niet ze vast. Schrijf op de voorkantTekenen met woorden. Leg de bundel op een vaste plaats in het lokaal. De kinderen kunnen er in vrije momenten in kijken.
Lezen op ritme

 

Materiaal
· elk kind: het gedicht Dictees van Willem Wilmink
· enkele ritmische muziekinstrumenten, bijvoorbeeld: ritmeblokken, tamboerijnen, schellebellen, triangels, trommels
Doel
De kinderen lezen een gedicht voor in een ingeoefend ritme.

 

– Vertel de kinderen het volgende:Alles wat je doet, kun je uitvoeren in een bepaald ritme. Denk maar aan een sport als roeien: je houdt een bepaald ritme aan, de ene keer snel, de andere keer langzamer. Kun je nog enkele andere ritmen noemen?
Laat zo bijvoorbeeld de volgende ritmen aan bod komen: slenteren, flink doorstappen, fietsen, rennen.– Een gedicht kun je ook voorlezen in verschillende ritmen. Om dat te laten zien, doen we het volgende: maak groepjes van drie of vier kinderen. Elk groepje bereidt hetzelfde gedicht voor. Lees het eerst samen door. Spreek dan af welk ritme je gaat gebruiken. Kies bijvoorbeeld uit de ritmen die we net genoemd hebben, maar dat hoeft niet. Je hoeft het gedicht dus niet serieus voor te lezen: het ritme mag het ook grappig maken. Of je gebruikt binnen het gedicht verschillende ritmen! In dat ritme ga je straks het gedicht voorlezen voor de groep. Dat hoef je niet alleen te doen: je kunt afspreken dat je om de beurt een strofe voorleest. Of dat de anderen het ritme ondersteunen met muziekinstrumenten of handgeklap.
– De kinderen gaan aan de slag. Ze formeren groepjes. Deel de bijlageDictees uit. Lees het gedicht eventueel eerst een keer voor. Leg de muziekinstrumenten op een centrale plaats. Geef de kinderen ruim de tijd om te oefenen, liefst op verschillende locaties (zoals in het lokaal, de gang, de aula, vrije lokalen).
– Als de groepjes voldoende hebben geoefend, volgt de presentatie. De kinderen zitten in een halve kring. Elk groepje krijgt de gelegenheid het gedicht voor te dragen in hun versie.
– Vraag na afloop om een reactie op de voordrachten. Welke voordracht vonden de kinderen het leukst? Waarom? Vonden ze het ritme goed passen bij de inhoud van het gedicht? Kunnen ze zeggen welke verschillen in ritme ze in de verschillende presentaties hebben gehoord? (Laat zo naar voren komen dat het ritme sterk de sfeer bepaalt.)