Beginsituatie:
De kinderen weten dat we deze week een speciaal thema hebben, het thema heksen. De kinderen
weten wat een heks is en hoe een heks eruit ziet. Ze weten ook dat we deze week aan de gang gaan
met dit onderwerp.
Doel:
Het doel van deze les is dat de woordenschat van de kinderen uitgebreid wordt.
Het heeft ook een sociaal- emotioneel doel.
Opzet:
Deze les wil ik ook weer in de kring doen.
Ik begin met een gesprekje en dat ik een leuk gedichtje ken over een tovervrouwtje die alles betoverd
heeft.
Als eerste lees ik het gedicht een keer in zijn geheel voor zodat de kinderen een keer kunnen luisteren
naar het gedicht.
Hierna herhaal ik het nog een aantal keer totdat ik denk dat ze het een klein beetje weten. Dan ga ik
het per zin doen.
Ik lees het eerst voor en dan mogen ze me nadoen. Zo ga ik elke zin af, tussendoor doen we ook een
aantal zinnen die ze tot nu weten.
Als het goed is moeten de kinderen op deze manier het gedicht wel leren.
Als het nu heel goed gaat dan gaan we er gebaren bij maken.
Het gedicht heeft een aantal woorden waarbij je goed gebaren kunt maken, zoals±
° Tover.
° Boompje.
° Vogels.
° Bedje.
° Stoeltje.
° Boekje.
° Lief.
Het leuke hiervan is ook dat de kinderen het zich beter eigen maken door de herkenning van de
gebaren.
Tijdsduur:
Ongeveer een half uur.