Tempo en uitbeelden

0

Tempo en uitbeelden

 

Wat heb je nodig?

Je hebt nodig de liedjes die horen bij opzij opzij opzij, en het liedje dikkerdje dap.

 

 

Volgorde van leervoorstellen

  1. Lopen of stappen naar keuze / lange stappen naar keuze.
  2. Als 1, maar nu ook met armbewegingen naar eigen keuze.
  3. Zijwaarts verplaatsend op eigen wijze.
  4. Bij vlug en langzaam: heen en weer maar zelf bedenken.
  5. Op de plaats: vlugge en langzame bewegingen. Denk aan stappen als paarden of knieën optrekken.
  6. Op de plaats alleen vlugge en langzame bewegingen maken met armen en handen.
  7. Zelf keuze maken uit: eigen acties op de plaats en met bewegen.

 

 

Richting en ruimtegebruik

Je verdeeld het lokaal in drie vakken, de kinderen blijven in hun ‘eigen’ vak / berenhol.
De opdrachten doen ze ook in hun eigen vak, dus van zijkant naar zijkant in hun eigen vak.

 

 

Groepering

  1. Eerst individueel
  2. Dan in tweetallen
  3. Drie / viertallen naast elkaar

 

 

Begeleiding voor de leerkracht

  1. Twee tegengestelde muziektempi laten horen en de leerlingen laten verwoorden samen concluderen:
    ‘mannetje / mevrouwtje vlug’ en ‘mannetje / mevrouwtje langzaam’
  2. Je mag zelf door je kamertje of op je eigen plaats meneertje / mevrouwtje vlug / langzaam dansen.

    Afhankelijk van de kinduitwerkingen, keuze uit 3 t/m 10:

  3. Lopen of huppelen naar keuze of lange passen naar keuze heen en weer.
  4. Als 3, maar nu met armbewegingen naar eigen keuze.
  5. Zijwaarts verplaatsend op eigen wijze.
  6. Bij vlug en langzaam heen en weer maar zelf bedenken.
  7. Op de plaats vlugge en langzame eigen vondsten, eventueel voor laten doen en nadoen.
  8. Op de plaats alleen vlug langzaam met de armen bewegen / handen.
  9. Zelf keuze maken uit: eigen acties op de plaats en verplaatsen.
  10. Je gaat steeds heen en weer
  11. Nu kun je volgertje nog doen in tweetallen.
  12. Als laatste zou je de hele groep achter een persoon kunnen laten volgen, ze moeten alles tegelijk nadoen.

 

No comments

Emotie les

Kinderen leren omgaan met hun eigen emoties, wanneer ze die gebruiken en ze die laten associeren met plaatjes, eigen ervaringen en anderen.