Muziek reis

Sprookje of vertelling

 

Zelfgemaakt of uit een boek. De kinderen worden meegenomen op een

muzikale reis. Op deze reis worden de kinderen meegenomen en worden

verschillende muziek activiteiten gebruikt. Er zijn veel mogelijkheden.

De uitdaging is creativiteit en fantasie.

 

Doel

 

Kinderen worden zich bewust van het feit dat geluidsbronnen er voor

kunnen zorgen dat er verschillende sferen en stemmingen geschapen kunnen

worden. Kinderen leren dat hun stem, lichaam en instrument gebruikt

kunnen worden in een vol waardig proces. Het proces is belangrijker dan

het resultaat.

Referentie: M. Ross. Het creatieve proces.

Spel wordt gebruikt als invalshoek voor het leren. Kinderen worden in

een fictieve werkelijkheid geplaatst, een andere werkelijkheid waarin

het gewone patroon zijn kracht mist, en die opening biedt aan

verandering en andere zienswijzen.

 

Inhoud

 

Het muzikale sprookje kan alle mogelijke muzikale activiteiten inhouden.

Er kan gewerkt worden aan stem, instrumenten, bewegingen,

geluidsbronnen, stilheid,

enz. Improvisatie en reproductie zijn mogelijk. Ook kun je zelf iets

maken of  kant en klare  muziek en tekst gebruiken. Gebruik je gevoel.

 

Methodes

 

De leidster neemt de kinderen mee in een kant en klaar sprookje. En leid

de kinderen hierdoor heen.

Of/en: Leidster neemt de kinderen mee in en sprookje wat desgewenst een

andere onverwachte wending kan nemen.

Het programma is helemaal nieuw voor de kinderen.  Een verrassingsreis.

Of/en: de activiteiten zijn al helemaal of gedeeltelijk  ingeoefend.

En de kinderen kennen de tekst van de liedjes.

De kinderen zijn actief gedurende de hele les.

En/of: de kinderen zijn gedeeltelijk inactief gedurende de les.

Het verhaal wordt opgebouwd rond figuren, activiteiten of haltes.

Personen houden gedurende het hele sprookje dezelfde rol.

En/of de personen verwisselen rollen gedurende het sprookje.

 

Voorbereiding

 

Het is belangrijk om dit goed voor te bereiden en duidelijke informatie

te verschaffen aan de kinderen. Leer zoveel mogelijk uit je hoofd.

Gebruik je fantasie, creativiteit en ideeën rijkdom uit je eigen en

andere bronnen.

Alles is mogelijk. Maak iets wat je zelf wilt uitvoeren. Zodat je je

concentratie en hoofd er bij kunt houden tijdens de les.

De uitdaging ligt in het verenigen van creativiteit en eenvoudigheid.

Het sprookje moet ideerijk en fantasievol, maar ook duidelijk en goed

uitvoerbaar zijn. Denk ook om de tijd. Kun je een middag met een

sprookje werken of kun je het over enkele weken verspreiden.

 

Een wintersprookje

 

Dit is een lang sprookje en kan het best in 2 of 3 keer uitgevoerd

worden.

 

Iedereen heeft zijn eigen sjaal.

De kinderen zijn Nissebarn, een soort trollenkinderen.

De leraar is de trollenmoeder (reisleider).

Een volwassene en een kind heeft een speciale opgave. Ze maken muziek en

zijn trollenpoppen.

 

 

Haltes.

 

1.Thuis bij de trollen

2. op weg in bos en berg

3. rustplaats. In het bos

4. grot met ijspegels

5. buiten de nissenwerkplaats

6. speelplaats in de bossen.

 

 

1. Thuis.

Het is nacht. Alle nissen slapen met het hoofd op hun kussen (de sjaal).

 

Nissenmoeder bespeelt de luit.

Triangelsignaal

 

Een kind word wakker en maakt voorzichtig de andere kinderen wakker met

de vinger toppen.

 

 

Moeder; Goedemorgen mijn kinderen, kom hier en was je, dan wensen we ons

zelf goedemorgen en elkaar. Zing maar mee.

Liedje 1.

 

We wassen ons met de sjaal, onze handen, gezicht, voeten enz.

 

Nu gaan we ons ontbijt eten. Eten, Eten, Eten, zachtjes zeggen.

 

Vandaag gaan we naar de trollen werkplek om trollen poppen te halen.

Iedereen kleedt zich goed aan (met de sjaal). Het is een lange weg. We

moeten over een berg met ijs en sneeuw.

 

2. De weg door het bos en de bergen.

 

We gaan naar buiten. De sneeuw knispert onder je schoenen. Geluiden

maken met allerlei instrumenten. De kinderen lopen achter de moeder aan.

 

3. Rustplek.

 

Boven op de berg gaan we even uitrusten.

Het begint te sneeuwen. ( klankstaven en spijkers die zachtjes tegen

elkaar aan tikken). Het is koud en we kruipen bij elkaar. We zingen een

liedje 2

We worden al wat warmer. Maar we moeten toch echt verder.

 

4. IJspegelgrot.

 

Plotseling stoppen we. We zijn terechtgekomen in een kleine grot met

ijspegels.

We gaan naar binnen. Het is bijna een ijspaleisgrot. De ijspegels

klingen tegen elkaar aan en we zingen een liedje 3

We gaan weer naar buiten en zijn bijna bij het trollen werkplaats.

 

5. De trollenwerkplaats.

 

De trollen zijn druk aan het werk. De poppen zijn klaar en iedereen is

blij. Liedje 4.

We rennen terug naar huis en zijn blij als we thuis aan komen.

 

Op reis naar Afrika

 

Vandaag gaan we op reis naar Afrika. We nemen het vliegtuig, maar eerst

moeten we benzine bijvullen.

Iedereen gaat op zijn buik liggen. Lerares vult benzine bij. We stijgen

op. Bewegen armen en benen, turbulentie enz.

We landen in Afrika en stranden in de Savanne. Met trommels in de hand

banen we ons een weg door het oerwoud.

 

1. Welkom in Afrika.

De lerares(met strorokje) heet ons welkom in Afrika. Met een buiging.

Terug buigen.

Zingen van liedje A met bewegingen.

We gaan verder. Iedereen is uitgenodigd voor een feest in de jungle. (

neem wit krijt mee zodat we een paar rivieren kunnen tekenen waar we

overheen moeten springen.)

 

 

2. Bij de rivier.

We komen bij een grote rivier. Daar ligt een krokodil!!!!!! Hij ligt op

de rivier beding.

1 kind is de krokodil. Tikspelletje met liedje B.

 

We zijn nu vrienden geworden met de krokodil, hij helpt ons om over de

grote rivier te komen.

We springen van krokodil naar krokodil en trekken verder het oerwoud in.

 

3. Feestplek.

 

Eindelijk komen we bij de plek waar het feest zal plaatsvinden. De

trommels liggen klaar, en het feest kan beginnen.

Liedje improvisatie op trommels.

Het wordt laat.

We gaan dicht bij elkaar zitten en zingen een wiegeliedje C.

Nu moeten we opschieten om het vliegtuig weer te halen.

We rennen zo snel mogelijk terug naar de plek waar we geland waren, we

zeggen gedag tegen de leidster, met een hoofd knik, vullen benzine bij

en vliegen weer naar huis.

 

Kat en muis

 

Een kleine muis gaat nieuwsgierig de kamer rond. (geritsel)

Hij vindt een broodkruimel op een tafel en begint te kauwen.

(knaag,knaag).

Plotseling gaat de deur open (krakend geluid), en er komt een kat

binnen. (schrik)

Hij sluipt naar de tafel en springt er boven op.(boem).

De muis springt (plok) en de kat springt erachter aan (boem).

Opeens vindt de muis een holletje om in weg te kruipen, en de kat blijft

alleen achter.

 

Op leeuwen jacht

 

Nu gaan we op safari in het oerwoud. De wind blaast door de bomen

(ssscchhh)

We gaan lopen (stamp, stamp).

Eerst banen we ons een weg door het hoge gras. (ssjj,ssjjj)

Af en toe horen we wat vogels die zingen in de  boomtoppen. (kra,kra)

We moeten ineens over een hangbrug lopen. ( slaan op heupen)

Maar ineens begint het te regenen. (trommelen met vingers)

De regenbui wordt een stortbui en we hebben onze regenkleren vergeten,

we moeten snel naar huis. We rennen door het oerwoud.( stampen met

voeten)

Over de brug ( slaan op heupen) Door het gras ( ssj,ssj) en eindelijk

zijn we weer thuis!!!!

Gedichtje

Gedicht van A.M.G. Schmidt, en rijmen op dieren.