Scène 1
Paashaas loopt in bos en verstopt eitjes.
PAASHAAS: Dag kinderen, zie ik dat jullie er weer gezellig bij zijn. Dat komt goed uit, want ik moet goede plekjes verzinnen voor mijn vrolijke geverfde eitjes.
Ziezo, dat schiet al lekker op. Hé, wat is dit nu? Het zal toch niet waar zijn, ik denk dat ik dit eitje vergeten ben te schilderen. Nou, weet je wat: ik ga nog even naar huis, om dit eitje een gezellig kleurtje te geven.
Paashaas gaat af, laat mandje staan. Jan-Klaassen komt zingend op: ‘k Zag twee hazen vlak voor Pasen,…
Scène 2
JK: Zeg, kennen jullie dat liedje ook?? Zullen we dat eens samen gaan zingen? (Zingen)
Hé wat zie ik daar? Wat is dat voor iets, dat daar op de grond ligt. Het lijkt wel een mandje. Van wie is dat mandje?? (Paashaas)
Echt waar? Maar er zitten ook nog eieren in. De paashaas moet die toch verstoppen? Hij is het vast vergeten. Dan neem ik het maar mee naar huis, straks wordt het nog gestolen.
JK gaat af met mand.
Scène 3
Paashaas komt op met paasei.
PAASHAAS: Zo, ik heb dit eitje een gezellig kleurtje gegeven. Nu moet ik eerst een goed plekje vinden om het eitje te verstoppen.
(Paashaas zoekt plekje achter coulisse)
Ziezo, nu de rest van de eitjes nog. Hé waar is mijn mandje nu gebleven. Ik dacht toch echt dat ik het hier op de grond had gezet. Dat is gek. Is het mandje soms hier…. Of daar…..?
(Zielig) Nee daar is hij ook niet. Wat moet ik nu? Ik denk dat ik het maar eens aan de dieren in het bos moet vragen.
Paashaas gaat af.
Scène 4
Paashaas en eend komen op.
PAASHAAS: Hoi eend, wat goed dat ik je tegen kom.
EEND: kwak, kwak.
PAASHAAS: Kun jij me helpen, eend? Ik ben mijn mand met eitjes kwijt en daar ben ik een beetje verdrietig over…
EEND: Kwak, kwak, kwak.
PAASHAAS: Wat zeg je? Ik versta je niet.
EEND: Kwak, kwak.
PAASHAAS: O, hier snap ik helemaal geen snars van. Eend kan alleen maar kwaken. Nou eend, kwaak jij maar lekker door, ik ga iemand zoeken die wel kan praten.
Paashaas en eend gaan af.
Scène 5
Paashaas en varkentje komen op.
PAASHAAS: O varkentje, misschien kan jij me wel helpen. Ik ben mijn mand met eitjes kwijt en ik dacht dat jij misschien wel wist waar het mandje is gebleven.
VARKENTJE: Knor, knor.
PAASHAAS: Wat zeg je? Ik versta je niet.
VARKENTJE: Knor, knor.
PAASHAAS: O, hier snap ik ook al geen snars van. Varkentje kan alleen maar knorren. Nou, varkentje, knor jij maar lekker door. Ik ga iemand zoeken die wel met me kan praten.
Paashaas en varkentje gaan af.
Scène 6
Paashaas en aapje komen op.
PAASHAAS: Hoi aapje, kun jij me misschien helpen?
AAPJE: OEH AAHH AAHH.
PAASHAAS: Ik zoek mijn mandje met eitjes. Ik heb het per ongeluk op het schoolplein laten staan en nu is mijn mandje weg. Heb jij mijn mandje soms gezien?
AAPJE: OEH AAHH AAHH.
PAASHAAS: Wat zeg je? Ik versta je niet.
AAPJE: OEH AAHH AAHH.
PAASHAAS: O nee hè! Ik kan aap ook al niet verstaan. Wat moet ik nou? Nou ik ga maar verder zoeken.
Paashaas en aapje gaan af.
Scène 7
Paashaas komt op.
PAASHAAS: Ik hoop dat er toch iemand is die mij kan helpen.
LEEUW: WRAAAAR!
PAASHAAS: Hé wat hoor ik daar nou! Help! Help! Een leeuw! O, maar wacht eens even, misschien weet leeuw wel waar ik mijn mandje kan vinden. Leeuw, leeuw, weet jij misschien waar mijn mandje met eitjes is gebleven?
LEEUW: WRAAAAR! (en leeuw gaat af)
PAASHAAS: Nee, hè. Ik kan leeuw ook al niet verstaan. Hoe moet dat nou? Ik moet mijn mandje terug vinden, want ik moet nog meer eitjes verstoppen voor de kinderen van groep 1 en 2, zodat ieder kind straks een eitje kan gaan zoeken. Is er dan helemaal niemand die mij kan helpen?? Snik. Verdrietig.
Agent komt op met de rug naar de paashaas gekeerd.
AGENT: Hoor ik het goed, is er iemand aan het huilen? Horen jullie dat ook? Wie is er aan het huilen?
Wat zeg je? De paashaas? Waar is de paashaas dan?
O, daar! Paashaas, wat is er aan de hand? Waarom ben je zo verdrietig?
PAASHAAS: Snik….Kun jij mij wel verstaan, agent?
AGENT: Ja, natuurlijk.
PAASHAAS: O, gelukkig! Misschien kun jij me dan helpen. Ik was eitjes aan het verstoppen op het schoolplein en toen kwam ik erachter dat ik één eitje vergeten was te schilderen. Dus toen ben ik naar huis gegaan en heb ik het eitje geschilderd. Toen ik terug kwam, was mijn mandje weg! En nu ben ik dus ook mijn eitjes kwijt! Nu kan ik ze niet meer verstoppen voor deze lieve kindjes.
AGENT: Maar dat kan zomaar niet! Wat kunnen we hieraan gaan doen? We gaan eerst langs Katrijn, die weet overal raad op!
PAASHAAS: Ja….ja, dat is misschien wel een goed idee.
Samen gaan ze naar Katrijn.
PAASHAAS EN AGENT: Katrijn! Katrijn!
KATRIJN: Hallo agent en de paashaas. Wat doen jullie nu hier? Is er soms iets mis?
PAASHAAS: (zielig) Ja, ik ben mijn mandje kwijt met paaseitjes.
KATRIJN: (denkt na) hmm….Een mandje? Met paaseitjes? Is het soms een geel mandje met witte strepen?
PAASHAAS: Ja! Zo ziet mijn mandje eruit! Precies zo!
KATRIJN: Zal ik je eens wat vertellen? Vanochtend heeft Jan Klaassen een mandje gevonden op het schoolplein en hij had hem mee naar huis genomen, zodat niemand het mandje kon stelen. Jan Klaassen is even naar de bakker, maar zal ik eens kijken of ik het mandje kan vinden?
PAASHAAS: O, ja, heel graag. Dat zou heel fijn zijn, Katrijn. (K. gaat op zoek)
KATRIJN: Kijk eens, hier is je mandje met eitjes. Weet je wat, zullen agent en ik je eens helpen met de eitjes te verstoppen op het schoolplein? Dan gaat het sneller.
PAASHAAS: Dat is een goed idee! Joepie de poepie!
Gestommel en gepraat achter de poppenkast. Paashaas komt op.
PAASHAAS: Ziezo, dat is geregeld! Ik heb voor ieder kindje één paasei op het schoolplein verstopt. Als jullie nu gauw je jas aantrekken, je rits goed dicht doen en dan mogen jullie de paaseieren zoeken. Voor ieder kind is er één paasei!
Rolverdeling
Janine: Paashaas, agent
Jorine: Jan Klaassen, eend, varkentje, aapje, leeuw, KATRIJN