FaseringNaam + Tijd |
Lesverloop |
Noot |
|
Inleiding 5 min.
Kern 10 min.
Afsluiting 10 min.
Totaal: 30 min. Inclusief uitloop, maar wel afhankelijk van het enthousiasme van de kinderen. Het zou korter kunnen.
|
Ik vertel de kinderen dat we geheugenspelletjes gaan doen. Weten ze wat het geheugen is? Wat doet het geheugen? Door je geheugen kun je dingen onthouden. Ik laat een kind de voorwerpen die op tafel liggen benoemen.
De voorwerpen liggen al op tafel. Ik zeg een versje op: Er liggen … dingetjes op tafel Waarnaar je één minuutje kijken mag Dan leggen we een doek over die dingen En mag jij ons vertellen wat je zag!
Na één minuut leg ik de doek over de dingen. Ik wijs iemand aan die mag zeggen wat er onder de doek ligt. Dan vraag ik iemand anders of het klopt wat hij of zij zegt. Ik vraag nog iemand om te vertellen wat er onder de doek ligt.
Wanneer dit goed gaat herhaal ik de oefening, maar dan met andere en meer voorwerpen. Dan herhaal ik het voorgaande.
Met dezelfde voorwerpen ga ik verder met het volgende spelletje. Ik haal de doek weg zodat de kinderen nog even kunnen kijken naar de voorwerpen. Ik geef de tip om nog eens goed te kijken en te onthouden wat er allemaal ligt. Dan leg ik de doek er weer overheen. Ik laat de kinderen allemaal de ogen sluiten en haal dan één of twee voorwerpen onder het doek vandaan. Deze leg ik op de grond onder een ander doek. De kinderen mogen de ogen weer open doen. Ik haal de doel weer weg en vraag iemand te vertellen wat er niet meer bij ligt. Wanneer dit moeilijk is kunnen anderen kinderen helpen. Iemand mag de doek op de grond weghalen om te controleren of het inderdaad klopt.
Afhankelijk van het enthousiasme van de kinderen kunnen we het hierbij laten, het nog eens doen of nog een afsluitingsspel doen.
Voorwerpen: pepernoten, cadeautje, sinterklaasboek, schoen, wortel, suikerklontje, sinterklaas cd, verlanglijstje, chocolade letter.
Ik heb nog een laatste spelletje bedacht voor jullie. Ik kies drie kinderen uit die voor de klas komen staan. De andere kinderen moeten even goed naar de 4 kijken. Dan sluit iedereen de ogen. De drie die voor de klas staan nemen een andere volgorde aan. De kinderen mogen de ogen weer open doen. Wie ziet wat er veranderd is? De kinderen weten nu waar ze op moeten letten. Ik kan nu meer kinderen voor de klas laten staan. Iemand mag de kinderen weer op de goede plek zetten.
|
|
