Een bewegingsles rond heksen

 

DE HEKS LEERT VERKEERSREGELS

Poppen: Jan Klaassen, Katrijn, de heks, de reus
Nodig: Potje witte of gele verf, een borstel, een pet, verkeerslichten
Decor: Naar eigen fantasie

Katrijn komt op
Katrijn: Dag kinderen! Ik kom jullie vertellen waarheen ik ga. Ik ga inkopen doen in de stad, want ik heb nieuwe kleren nodig voor mij en voor Jan Klaassen. Ik zal maar best zomerkleren kopen, want het wordt warm. Dan ga ik naar de grote winkels, daar kan ik goed kiezen.
Heks komt op.
Heks: Waar ga jij naar toe?
Katrijn: Naar de stad heksje.
Heks: Ho, daar ben ik nog nooit geweest. Mag ik mee, Katrijn?
Katrijn: Ja, maar het is gevaarlijk in de stad hoor. Er rijden veel meer auto’s, trams en bussen dan hier bij ons.
Heks: Dan moeten die maar stoppen als wij er aankomen.
Katrijn: Nee, heks, die stoppen niet. Jij moet de verkeersregels leren, anders mag je niet mee.
Heks: O, maar dat kan ik gemakkelijk in enkele uurtjes leren. Kom straks maar eens terug, dan zul je versteld staan als je ziet wat ik allemaal heb geleerd!
Katrijn: Ja, dat ga ik doen. Maar denk eraan. Als je de verkeersregels niet kent, neem ik je niet mee hoor.

Katrijn gaat weg.
Heks: Nu moet ik nog iemand vinden die me wil helpen. Ha, ha, daar komt Jan Klaassen aan. Ik zal hem eens vragen.
Jan Klaassen komt op.
Jan Klaassen: Dag heks
Heks: Dag mijn beste vriend. Mag ik je eens iets vragen? Wil jij me de verkeersregels leren? Dan mag ik met Katrijn mee naar de stad.
Jan: Ja zeker, heks. Ik heb juist vakantie vandaag. Ik zal je wel helpen. Luister, ik speel voor verkeersagent en jij moet naar mij luisteren.
Heks: Maar dan ga je mij toch niet in de gevangenis stoppen, zeker?
Jan: Natuurlijk niet heksje. De verkeersagent doet ook nog iets anders: die zorgt er voor dat de auto’s niet botsen en dat ze geen mensen omver rijden.
Heks: Ik geloof je niet Jan Klaassen. Als er een agent in de stad is, dan ga ik niet meer mee.
Jan: Maar heks, als je mij niet gelooft, vraag het dan maar aan de kinderen, die zij zeker allemaal al wel eens in de stad geweest.
Heks: (tot de kinderen) Zijn er politieagenten in de stad?
De kinderen bevestigen dit. Jan Klaassen gaat een pet halen en komt terug.
Jan: Kom heks, nu beginnen we met de lessen . Daar komt de reus juist aan, die zal ook wel helpen.
De reus komt op.
Reus: Hallo vrienden, wat voeren jullie uit?
Jan: De heks wil de verkeersregels leren, want ze gaat naar de stad.
Reus: Ha, ha, we zullen je wel eens helpen heksje. Ik ga thuis verkeerslichten halen.
De reus gaat weg.
Jan: En ik ga verf halen om een zebrapad te verven.
Heks: Ik wist niet dat er in de stad zebra’s rondliepen?
Jan: Maar heks toch, we gaan geen zebra schilderen, maar een zebrapad. Dat zijn gele of witte strepen op de rijweg waar de voetgangers mogen oversteken.
Heks: Ho, dat wist ik niet. Zeg Jan Klaassen, en die verkeerslichten, wat zijn dat eigenlijk?
Jan: Luister heks: als je groen licht ziet aan de verkeerslichten, dan mag je doorgaan, maar als je rood licht ziet, moet je stoppen. Nu ga ik eerst de verf halen.
Jan Klaassen gaat weg. Ondertussen oefent de heks enkele keren.
Heks: Groen is doorgaan. Rood is stoppen. (2 à 3 maal).
Jan Klaassen komt terug het toneel op met een verfpot en een borstel.
Jan: Hier ben ik met de verf (hij begint het zebrapad te verven.) Jij mag de verfpot vasthouden heks. Ziezo, dat is klaar. Ik breng eventjes de verf weer weg.
Jan Klaassen gaat weg, hij neemt verfpot en borstel mee en komt dadelijk weer op.
Heks: Mag ik al over het zebrapad lopen, politieagent?
Jan: Nee, heks, de verf is nog niet droog! We zullen ze droogblazen. (beiden blazen). Ondertussen komt de reus op met de verkeerslichten.
Reus: Hier zijn de verkeerslichten. Ik zet ze hier neer. Ik zal voor auto spelen. Pas op heks, als je door het rode licht gaat, rij ik je omver.
Jan Klaassen draait het licht op groen. De heks steekt over. Jan Klaassen draait het licht op rood. De heks steekt over, maar wordt omver gereden door de reus. Dit spel met de verkeerslichten wordt enkele malen herhaald.
Heks: Oef! daar wordt ik moe van. Mag ik even uitrusten?
Jan: Ja heks, je mag even zitten, maar niet te lang, want dadelijk komen we terug hoor!
Jan Klaassen en de reus gaan af.
Heks: Oh, kinderen, ik heb al heel veel blauwe plekken van al dat botsen. Ik wist niet dat het zo moeilijk was om verkeersregels te leren.
Katrijn komt op.
Katrijn: Wel, heks, hoe staat het met je verkeerslessen?
Heks: Oh, Katrijn, ik kan er niks van. Ik zal zeker niet mee naar de stad kunnen. De reus en Jan Klaassen maken me bang met hun dwaze streken en dan doe ik alles verkeerd.
Katrijn: Wacht een beetje heks, ik zal je helpen. Ik ken een versje dat over het verkeer gaat. Misschien kunne de kinderen het mee opzeggen, dan kan je het leren.
Als de lichten groen aanslaan,
netjes, netjes verder gaan.
Als de lichten rood aanslaan,
netjes, netjes blijven staan.
Katrijn en de kinderen herhalen dit versje.
Heks: Als de lichten groen aanslaan, netjes netjes verder gaan. Als de lichten rood aanslaan, netjes netjes blijven staan.
Katrijn: Nu moet ik je nog iets zeggen (zij fluistert de heks iets in het oor). Nu zal de reus je niet meer omver rijden.
Heks: Ha, ha, ha! Laat ze nu maar komen die plaaggeesten.
Katrijn gaat weg en Jan Klaassen en de reus komen weer op.
Jan: Ziezo, heks, ben je uitgerust? Dan gaan we verder met de lessen.
De lessen herbeginnen en de heks maakt nu geen fouten meer.
Reus: Maar heks, waar heb jij dat ineens allemaal geleerd?
Heks: Katrijn en de kinderen hebben me geholpen.
Jan: Knap hoor heks, we zullen nog een spelletje doen en dan mag je mee naar de stad.
De heks stapt over het zebrapad, de reus rijdt aan de verkeerde kant, botst en valt.
Reus: Oei, oei, oei! wat doet mijn neus pijn!
Jan: Maar reus toch! Je reed aan de verkeerde kant. Je moet rechts houden.
Reus: Oei, oei! dat was ik vergeten. Ik zal de volgende keer voorzichtiger zijn. Ik ga nu maar gauw naar huis.
De reus gaat weg.
Jan: Ik ga ook naar huis. Mijn werk is gedaan, want jij kent de verkeersregels. Dag heks!
Jan Klaassen gaat ook weg.
Heks: Dag Jan Klaassen en dank je wel hoor.
Katrijn komt op.
Katrijn: Nou, heks, ging het nu een beetje beter?
Heks: Ja hoor, Katrijn. Stel maar eens een vraag.
Katrijn: Wat moet je doen als het licht rood is?
Heks: Dan stop ik/
Katrijn: Goed heks! Nu kan je zeker mee naar de stad.

EINDE