Taalactiviteiten in de kring 5

Goed of fout

De kinderen zitten in de kring.
Jij zegt een zin.
De kinderen moeten zeggen of de zin goed of fout is.
  • De schaap zwemt in het water.
  • Een koe geeft melk.
  • Een vogel bouwt een nestje.
  • De vis staat in de wei.
  • Een kikker is groter dan een tafel.
  • Een rups hapt gaatjes in een blad.
  • Een ezel heeft een lange slurf.
  • Een worm woont onder de grond.
  • Beren slapen in de zomer.
  • Een ijsbeer woont in de woestijn.
  • Een kikker maakt mooie spinnenwebben.
  • Beren wonen in het bos.
  • Vossen kunnen heel hard lopen