Boodschappen doen

 

THEMA BOODSCHAPPEN DOEN / SUPERMARKT

 

 

 

Beginsituatie

 

Bijna iedere dag worden er in elk gezin boodschappen gedaan, waarbij de kinderen vaak worden betrokken. De kinderen vinden het fijn zelf artikelen op te zoeken en het in het eigen wagentje te leggen. Binnen de groep zullen er echter wel verschillen zijn tussen de ervaringen met boodschappen doen. Sommige kinderen mogen echt helpen (bijvoorbeeld artikelen wegen bij de groenteafdeling), andere kinderen minder of niet. Sommige kinderen zullen vooral mee zijn geweest naar dezelfde supermarkt. Andere kinderen komen vaker op de markt of bij de bakker, slager enzovoort.

Ik moet dus uitgaan van diverse beginsituaties met betrekking tot de ervaringen, ontwikkeling en (natuurlijk ook) mogelijkheden van de kinderen. Dat betekent dat ik in ieder geval situaties moet creëren waarbinnen kinderen zich vanuit hun eigen beginsituatie moeten kunnen ontwikkelen. Dit kan goed tijdens het vrije spel en tijdens het werken in de hoeken. Ik zal dus enkele hoeken moeten aanpassen aan het thema.

Daarnaast wil ik door middel van klassikale activiteiten een basis leggen voor de hele groep, waarbij ik wel verschillende accenten leg voor kinderen die meer of minder weten en kunnen. Eventueel neem ik in de kleine kring een groepje kinderen apart om met hen extra activiteiten te doen.

 

 

 


Doelen per ontwikkelingsgebied kiezen

 

Taalontwikkeling

·        Kinderen in aanraking laten komen met de specifieke communicatie die hoort bij boodschappen doen, o.a. door middel van rollenspellen in de poppenhoek en in de winkel en door taalspel.

·        De kinderen breiden hun woorden- en zinnenschat uit met woorden en zinnen die betrekking hebben op boodschappen doen.

·        De kinderen vertellen over hun ervaringen met betrekking tot boodschappen doen en luisteren naar de ervaringen van anderen (en reageren hierop).

Rekenen

·        De kinderen oefenen in het tellen met behulp van artikelen en nep- geld.

·        De kinderen oefenen met begrippen als meer, minder, even veel.

·        De kinderen wegen verschillende artikelen en gebruiken de begrippen lichter, zwaarder, even zwaar.

Wereldoriëntatie

·        De kinderen weten dat er verschillende soorten winkels zijn voor verschillende soorten boodschappen en ook dat je in supermarkten meerdere soorten boodschappen kunt doen.

·        De kinderen weten dat je in een winkel artikelen kunt kopen en dat je daarvoor geld nodig hebt.

·        De kinderen weten dat er voor winkels en artikelen reclame wordt gemaakt en waarom reclame wordt gemaakt.

·        De kinderen weten dat er verschillende merken zijn van dezelfde artikelen en dat deze niet allemaal even duur zijn.

·        De leerlingen weten dat veel artikelen kunnen bederven.

Sociaal-emotionele ontwikkeling

·        De kinderen de gelegenheid geven de omringende wereld te verkennen en de rollen van volwassenen te imiteren.

·        De leerlingen weten hoe mensen zich in verschillende situaties met betrekking tot boodschappen doen kunnen gedragen.

·        De kinderen weten hoe ze in winkelsituaties kunnen handelen

 

Methoden bestuderen, ideeën zoeken die aansluiten bij de gekozen doelen

 

In het studielandschap bekijk ik verschillende kleutermethoden. Op mijn stageschool verzamel ik ideeën, in de bibliotheek zoek ik boeken en verhaaltjes en ik kijk wat er op internet te vinden is over dit thema.

In veel methoden kom ik het thema Boodschappen doen tegen;

         Het hoekenboek

         Geobas ideeënmap groep 1-2

         De wereld rond

         Map Groei

         Doe maar mee en Schateiland

         Map Idee

         Piramideprogramma van cito

         De grote reis


Uitwerking thema

 

 

Introductie thema boodschappen doen

 

Ik heb een boodschappentas met verschillende boodschappen (b.v. half brood, blik soep, kaas, groente en shampoo) bij me. In de tas zit ook een portemonnee. Ik pak de tas en rommel er wat in. Ik doe dit met zo lang totdat de kinderen reageren. 

Ik begin na aanleiding van de reacties een gesprekje over de tas.

Hebben jullie thuis ook zo’n tas?

Hoe ziet die eruit?

Wat doe je met zo’n tas?

Waar ga je dan boodschappen doen?

Ik laat de kinderen mijn boodschappen uit de tas halen en benoemen.

Waar zou ik deze boodschappen gekocht kunnen hebben?

Zou ik het ook allemaal bij een winkel gekocht kunnen hebben?

Hoe wordt zo’n winkel genoemd?

 

Na dit gesprekje gaan we Koekeloere afl. 123 kijken, deze aflevering gaat over ‘de supermarkt’.

In deze aflevering gaan Moffel en Piertje naar de supermarkt. Ze zien de verschillende afdelingen. Moffel gooit een stapel blikjes om. De winkelbediende helpt Moffel en Piertje met het opruimen en wijst ze de weg in de winkel.

Het lied ‘Ik wil niet in het wagentje’ wordt gezongen.

 

gesprek boodschappen doen

 

Na aanleiding van programma 123 van Koekeloere praten we over ‘de supermarkt’

Wat zag je allemaal in de supermarkt?

Wat kun je er allemaal kopen?

Hoe kun je aan de buitenkant zien dat het een supermarkt is?

Waar deden Moffel en Piertje hun boodschappen in?

Kun je de boodschappen ook nog ergens anders in doen?

Mag je alles zomaar zelf pakken in de supermarkt?

Mag dat in die andere winkels (bij de bakker / slager / groenteman) ook?

Wat vind jij het leukste in de supermarkt?

Hoe kun je de boodschappen mee naar huis nemen?

Ken je een supermarkt in de buurt?

 

Ik vertel de kinderen dat we in de hal ook een supermarkt gaan maken. Ik bespreek globaal met de kinderen wat er allemaal moet komen te staan. Als kinderen thuis nog dingen hebben die in de supermarkt gebruikt kunnen worden, mogen ze die meenemen.

Wat moet er allemaal komen te staan? Er moeten schappen en afdelingen  gemaakt worden. Als je binnenkomt, welke afdeling kom je dan eerst tegen? Hoe weet je hoeveel je moet betalen voor de groente en het fruit? (weegschaal neerzetten + stickers) Waar staan de karretjes en de mandjes? Bij welke afdelingen staan er mensen te helpen? (kaas/ brood/ vlees) Hoe ziet het er bij de kassa uit? Een lopende band, een scanner  en een pinautomaat moeten nagemaakt worden, er moet een kassa (met nep-geld) bij komen te staan.

Verder moeten er reclameborden in de winkel komen te staan. Er moeten schorten en mutsjes zijn voor het personeel, dozen en plastic tassen om de boodschappen in te doen en bordjes met de prijzen van de producten.

 

De poppenhoek wordt ook aangevuld met spullen voor het boodschappen doen. Zoals een boodschappentas, papier en potloden (voor boodschappenlijstjes) en een portemonnee met nep- geld en verschillende pasjes (bankpas, kortingspasjes).

 

Buiten spelen

 

Na het eten en drinken gaan de kinderen buiten spelen. Er is hier sprake van vrij spel, de kinderen mogen zelf bepalen wat ze willen doen. Het vrije spel buiten biedt onder andere mogelijkheden tot rollenspel. Tijdens het rollenspel kunnen de kinderen gesprekssituaties naspelen, waarbij ze (onbewust) reflecteren op taalgebruik van henzelf en van anderen. De kinderen kunnen bijvoorbeeld in de zandbak een winkelsituatie naspelen. Ze kunnen de zandbakrand als toonbank gebruiken en daar ‘zelfgebakken’ taartjes op uitstallen. Allerlei materiaal kan gebruikt worden om winkelsituaties na te spelen. De karren kunnen bijvoorbeeld winkelwagentjes voorstellen. De kinderen bepalen echter zelf wat ze willen doen!

 

 

bezoek aan de supermarkt

 

De ochtend start zoals gewoonlijk in de kring. De ouders die meegaan naar de supermarkt blijven ook in de kring. De leerkracht vertelt dat de kinderen straks in groepjes zelf hun boodschappen voor het eten en drinken mogen kopen. Ze moeten daarvoor natuurlijk wel eerst overleggen wat ze zullen kopen. Er moet een bood-schappenbriefje komen, dat met behulp van de begeleider gemaakt kan worden. De kinderen overleggen in hun groepje wat ze willen kopen en de begeleider schrijft het voor ze op een boodschappenbriefje (een kind dat al kan schrijven, mag natuurlijk helpen). Natuurlijk hebben ze ook geld nodig, anders kun je niks kopen. De begeleider of een van de kinderen bewaart de f6,00 (f1,50 per kind) in zijn/haar portemonnee. De leerkracht vraagt of ze ook een tas mee moeten nemen. Deze kun je ook in de supermarkt kopen, maar het is beter voor het milieu als je een tas vaker gebruikt. Na de inleiding door de leerkracht, waarbij deze zoveel mogelijk vragen stelt en zoveel mogelijk uit de kinderen laat komen, worden de groepjes bekend gemaakt. Elk groepje krijgt ongeveer 5 minuten om een boodschappenbriefje te maken. Daarna komt iedereen weer in de kring. De leerkracht maakt nog even enkele afspraken met de kinderen over gedrag in het verkeer en gedrag in de supermarkt en zegt dat de kinderen in de supermarkt overal mogen kijken en ook vragen mogen stellen, maar wel met hun groepje bij elkaar moeten blijven. Daarna vertrekt de hele groep naar de supermarkt.

In de supermarkt gaan de groepjes hun eigen weg. De leerkracht heeft zelf geen groepje en kan dus bij elk groepje even meelopen, wat reclamefolders verzamelen enzovoort. Na ongeveer 20 minuten tot een half uur in de supermarkt te hebben doorgebracht, verzamelen de groepjes zich bij de uitgang en begint de toch terug naar school.

 

 

Gesprek over het bezoek aan de supermarkt

 

Terug op school worden alle boodschappentassen op de tafel midden in de kring gelegd en begint de nabespreking. De kinderen mogen eerst vrij reageren, vertellen over hun ervaringen, laten zien wat ze gekocht hebben. De leerkracht stelt enkele vragen over de boodschappen, bijvoorbeeld of ze iets gezonds hebben gekocht, of ze al het geld hebben opgemaakt enzovoort. De leerkracht observeert goed, zodat ze aanknopingspunten vindt voor een gesprek en andere activiteiten. Na een korte nabespreking worden de boodschappen verdeeld en kunnen de kinderen gaan eten en drinken. Ook tijdens het eten en drinken luistert de leerkracht naar de gesprekken tussen de kinderen. De leerkracht heeft ook even tijd om de ouders te bedanken en ze te vragen naar hun ervaringen.

 

Muziek; lied aanleren ‘Ben je in de supermarkt’

 

Ik zing het lied eerst voor en praat met de kinderen over de inhoud. Vervolgens zing ik het lied nog een aantal malen voor. De leerlingen mogen steeds een deel van het lied meezingen, tot ze het lied in zijn geheel kunnen meezingen. Er worden ook bewegingen bij gemaakt. Dit lied zingen we de komende dagen nog een aantal keren tussen de lessen door en bijvoorbeeld een keer onder de werkles.

 

Ben je in de supermarkt, daar kun je alles kopen.

Lange rijen kasten waar je zomaar langs mag lopen.

Alles wat je kopen wil, dat doe je in de wagen.

Is het licht of is het zwaar, je hoeft het niet te dragen.

 

Ben je in de supermarkt, daar kun je alles halen.

Kom je bij de kassa aan, dan moet je nog betalen.

Dag meneer de winkelier, dan ga ik maar weer vlug.

Als ik nog wat nodig heb, dan kom ik wel weer terug.

 

Werkles

 

De kinderen kunnen uit de volgende activiteiten kiezen:

 

·        De supermarkt (3 leerlingen)

 

De kinderen mogen in de supermarkt op de gang spelen. Ze kunnen hier zelf taken verdelen, bijvoorbeeld achter de kassa zitten, de artikelen netjes stapelen, artikelen wegen.

 

 

 

·        De huishoek (2 leerlingen)

 

Vanuit de huishoek mogen de kinderen boodschappen doen in de supermarkt. In de huishoek zijn verschillende materialen aanwezig die ze kunnen gebruiken voor het ‘boodschappen doen’.

 

Met name in de supermarkt en in de huishoek worden mogelijkheden geboden tot het reflecteren op taal. De kinderen spelen hier situaties na, waarbij ze ook het taal-gebruik zullen aanpassen aan die situaties. De leerkracht heeft de mogelijkheid om de kinderen hiertoe nog extra te stimuleren door even mee te spelen of vragen te stellen.

 

·        Luisterhoek "Wie heeft dat gezegd?" (2 leerlingen)

 

In de luisterhoek kunnen de kinderen luisteren naar een bandje met verschillende stemmen erop. De kinderen hebben verschillende plaatjes gekregen die elk bij een van de stemmen horen. Deze plaatjes moeten ze in de juiste volgorde neerleggen.

De kinderen horen o.a. deze zinnen:

         "Alstublieft, mevrouw, 2 flessen yoghurt."

         "Een halve kilo gehakt, meneer. Verder nog iets?"

         "Ook nog een rol beschuit, Marjan?"

         "De sla is vandaag extra goedkoop, mevrouw."

         "Dat is dan f4.90 meneer." (Daarna volgt het geluid van een kassa.)

         "Mag het een onsje meer zijn?"

         "Mag een kilo wortelen van u?"

      Als de kinderen klaar zijn met deze oefening, mogen ze gaan luisteren naar het   

      ingesproken prentenboek.

 

·        Lees / schrijfhoek; reclamebiljetten maken (4 leerlingen)

      

         De kinderen bekijken een aantal reclamebiljetten (indien mogelijk met de    

      leerkracht of de klasse-assistente). Ze bespreken o.a. wat er op de biljetten staat   

      en waarom deze biljetten in de winkel hangen.

Hierna mogen deze kinderen zelf reclamebiljetten gaan maken. Dit is op verschillende manieren mogelijk. De artikelen kunnen getekend worden en de namen erbij geschreven of gestempeld worden. Er liggen voorbeeldkaartjes in de hoek, maar de kinderen mogen ook artikelen uit de ‘supermarkt’ halen en de naam naschrijven of tekenen. De kinderen mogen ook plaatjes uit reclamefolders knippen er de namen van de artikelen bij schrijven of stempelen.

De kinderen mogen individueel of met een groepje aan een reclamebiljet werken. Als de reclamebiljetten af zijn hangen we ze bij de ‘supermarkt’ op.

 

·        Leeshoek (2 leerlingen)

 

In de leeshoek liggen allerlei boeken, zoals informatieve boeken en prentenboeken over het thema boodschappen doen en de supermarkt. Ook liggen hier een aantal tijdschriften die over dit thema gaan, zoals de bobo en de doremi.

De kinderen mogen in deze hoek samen of alleen lezen. Ze mogen elkaar ook zachtjes voorlezen.

 

·        Ontdekhoek wegen (2 leerlingen)

 

De leerlingen experimenteren hier met verschillende weegschalen; een balans, kleerhangerweegschaal (zie ook knutselwerkje), personenweegschaal met schijf en een personenweegschaal met digitale cijfers. Er hangt ook een zelfgemaakte weegschaal;

 

Een elastiek gespannen voor een tekenbord of een vel papier. Aan het elastiek hangt een netje. In het netje kunnen verschillende voorwerpen gedaan worden. De kinderen trekken met een gekleurd krijtje je lijn van het elastiek over. Zo kunnen kijken bij welk voorwerp het elastiek het verst doorzakt. Er liggen verschillende voorwerpen die gewogen kunnen worden.

In de hoek ligt ook een notitieblad, hierop kunnen de kinderen eventueel de resultaten van hun onderzoek schrijven (zie voorbeeld).

De kinderen mogen vrij experimenteren in deze hoek. Het is niet verplicht om het notitieblad te gebruiken (deze is ook vooral bedoeld voor oudste kleuters). De leerkracht stimuleert de kinderen met vragen als;

Welke spullen zijn licht en welke zwaar?

Leg de voorwerpen eens van licht naar zwaar.

Kun je alle spullen op iedere weegschaal wegen?

 

Sloophoek

 

Bij de weeghoek kan ook een sloophoek horen waar de kinderen een oude weegschaal uit elkaar mogen halen.

 

·        Kleerhangerweegschaal maken (4 leerlingen)

 

De kinderen maken een eigen weegschaal. Hiervoor is nodig een kleerhanger, touw, twee boter- of puddingbakjes, een prikpen, lijm, een schaar en sitspapier.

De kinderen knippen uit het sitspapier verschillende figuurtjes en plakken ze op de boterkuipjes. Ze prikken onderaan de rand van elk bakje drie gaatjes. Er wordt door elk gaatje een stuk touw van 30 centimeter gehaald, daarna worden de touwtjes bovenaan aan elkaar geknoopt. Doe dit ook met het tweede bakje. De bakjes worden aan de kleerhanger bevestigd en de weegschaal is klaar.

 

·        Verfhoek (2 leerlingen)

 

Kinderen schilderen op een groot vel op het verfbord. Ze mogen een winkelsituatie schilderen, maar ze mogen ook een ander onderwerp nemen. De keuze is hier vrij.

 

·        Zandtafel (2 leerlingen)

 

De kinderen mogen vrij spelen met de zandtafel, maar de leerkracht reikt de kinderen wel het idee aan om zandtaartjes en broden te gaan bakken. De leerkracht komt, als de broden en taartjes klaar zijn er een paar kopen.

 

·        Bouwhoek; een supermarkt bouwen (2 leerlingen)

 

In de bouwhoek mogen de kinderen vrij bouwen, maar de leerkracht reikt de kinderen wel het idee aan om een supermarkt te bouwen en daarbij ook poppetjes te gebruiken, een parkeerplaats te maken en dergelijke.

 

·         Boodschappentas maken (4 leerlingen)

 

De kinderen knutselen een papieren boodschappentas. Deze tas versieren ze met verschillende motieven met verf en verschillende stempels. Ze knippen en prikken het patroon uit, daarna versieren ze de tas. De leerkracht zet de tassen in elkaar.

 

<b style="mso-bidi-font-weight:

Meten

In groepjes meten van verschillende lengte.