Taal begrip

 

LESVOORBEREIDINGSFORMULIER.

 

 

Naam student: Ingrid Scheepers Donkers                                        Datum:  23 – 09 – ‘02

Naam mentor:  R. Swinkels                                                                  Groep:    1

Naam school:   Sint Franciscus                                                           Aantal leerlingen: 1

 

 

 

Korte omschrijving van de opdracht: Werken met een kind met het speelleermateriaal “Begrippen-taal”.

 

Doelstellingen:

Zelf: Door middel van het speelleermateriaal “Begrippentaal” het kind stimuleren op het gebied van ontluikende geletterdheid (benoemen) en kleuterwiskunde (kleuren, vormen, aantallen). Het kind is na deze opdracht in staat meerdere van deze vaardigheden toe te passen.

De leerling: Het plezier van een goed verwerkte opdracht, het groeien van het zelfvertrouwen.

 

Beginsituatie: Deze leerling is iets zwak op het gebied van de bovengenoemde vaardigheden.

Hij is een beetje een dromer, heeft moeite zich te concentreren, is gauw afgeleid. Het speelleermateriaal “Begrippentaal” is al bij de leerling bekend, hij heeft er al eerder mee gewerkt.

 

Inleiding: Ik ga met de leerling apart zitten en vraag hem of hij nog weet hoe de opdracht uitgevoerd moet worden. Ik ga met hem na of dit klopt en leg hem uit dat we nu met andere ‘kaarten’ aan de slag gaan, en vraag hem of hij kan raden (a.d.h.v. die kaarten) wat daar de bedoeling van is. Ik vul zijn informatie aan of verbeter deze eventueel, en dan gaan we aan de slag.

 

Voorbereiding: Ik heb de situatie van de leerling en het speelleermateriaal van tevoren met mijn mentor doorgenomen. Ik moet er ook rekening mee houden of het uitkomt dat ik even met de leerling apart ga zitten.

 

Organisatie: Ik ga even alleen zitten met deze bepaalde leerling, en moet mij dan wel zo opstellen dat de klas overzichtelijk voor mij blijft. Ook zal ik in de gaten houden of de kinderen zich aan de ‘klassenregels’ houden, en ze met een werkje of opdrachtje bezig zijn. Het is van belang dat ik de aandacht van de leerling erbij kan houden, maar als hij het te vervelend gaat vinden draai ik de rollen om (zie: Afsluiting…).

Ik kan deze opdracht eventueel nog ‘s middags uitvoeren.

 

 

Kern: De leerling wordt tijdens het geven van zijn en mijn uitleg door mij geleid. Tijdens het spel wil ik dat hij zoveel mogelijk zelfstandig achter de goede antwoorden komt, en is mijn rol begeleidend.

 

Afsluiting/ verwerking/ evaluatie: Als de leerling de opdrachten gemaakt heeft gaan we de rollen omdraaien. Hij mag mij de vragen stellen en ik moet dan de goede oplossing geven. Omdat de vragen aan de hand van kaartjes gesteld moeten worden is hij toch weer bezig met het benoemen van vormen kleuren en aantallen. We ruimen samen op.

 

 

Evaluatie van de mentor:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Eigen evaluatie: