Lopen en verspringen

0

Lopen en verspringen

 

Wat heb je nodig?

  1. Een aantal blokken op hun zijkant achterelkaar met ongeveer 1 meter tussenruimte.
  2. Een aantal touwtjes (korte of springtouwtjes) op de vloer met ook 1 meter tussenruimte.
  3. Een aantal vloerstrips in waaiervorm op de vloer.
  4. Groot dik trektouw met lange lus op de vloer.
  5. Drie matjes achterelkaar met enige tussenruimte.
  6. Twee elastische koorden naast elkaar op een schuin oplopende hoogte met een meter 50 tussenruimte en twee omloop pylonnen.
  7. Drie keer twee pylonnen die op hun zijkant tegen elkaar liggen.
  8. Vier keer twee pylonnen / per twee pylonnen een touwtje erdoor om overheen te springen.
  9. Twee banken dicht tegen elkaar aan met een matje erachter, met afstandstrips erachter.
  10. Een aantal kastsegmenten in lengte tegen elkaar.
  11. Twee banken in verlengde tegen elkaar met enige ruimte russen beide.
  12. Lange mat met diverse lage ‘obstacels als een blok’, een vloerstrip, een kastsegment, op diverse afstanden op een mat geplaatst.

Bij elke mediaopstelling een pylon of beginstrip, zodat de kinderen weten waar ze moeten beginnen.

 

 

Volgorde van leervoorstellen Voor elke situatie mogelijk:

  1. Op eigen wijze op / over ‘object’ afspringen.
    Werkafspraak: beginnen bij de pylon / vloerstrip.
  2. vrij bewegen.
  3. Eveneensspringen, maar je mag maar op een voet landen.
  4. In tweetallen volgertje.

 

 

Groepering

Keuze maken uit de volgende mogelijkheden:

  1. Individueel en vrije keuze van de leerlingen waar gespeeld / gewerkt zal worden.
  2. Keuze groepering d.m.v. de vraag:"Wie wil er bij…?". Na een bepaalde tijd nogmaals vragen wie waar wil enz..
  3. Kleine werkgroepjes door de leerkracht bepaald op een vaste plek en dan rouleren.
  4. Klein groepje vaste plek en de rest vrij en dan rouleren.
  5. Voorgeschreven route voor de leerlingen.
  6. Alle leerlingen dezelfde opdracht, met dezelfde mediaopstelling.
  7. Kleine groepjes per vak / meer groepjes meer vakken.

 

No comments